RAV 2017/95
Contractuele verbintenis. Onrechtmatige daad jegens een derde. Heeft het hof onjuist gehandeld door te oordelen dat van onrechtmatig handelen jegens een bij een overeenkomst nauw betrokken derde geen sprake kan zijn, wanneer geen sprake is van toerekenbaar tekortschieten van de contractspartij?
HR 14-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1355
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juli 2017
- Magistraten
Mrs. A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/02863
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS233207:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1355, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑07‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:428, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 12‑05‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2016
- Wetingang
Essentie
Contractuele verbintenis. Onrechtmatige daad jegens een derde.
Heeft het hof onjuist gehandeld door te oordelen dat van onrechtmatig handelen jegens een bij een overeenkomst nauw betrokken derde geen sprake kan zijn, wanneer geen sprake is van toerekenbaar tekortschieten van de contractspartij?
Samenvatting
Tussen bouwbedrijf DMB en woningbouwvereniging Compaen is een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst houdt in dat Compaen van DMB ten aanzien van 70 woningen (toekomstige) appartementsrechten heeft gekocht (hierna: “de Koopovereenkomst”). In de Koopovereenkomst is bepaald dat Compaen deze kan ontbinden indien uiterlijk op 1 februari 2008 niet minimaal 20 appartementsrechten zijn verkocht.
DMB sluit naast ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.