Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/1073
Bijzondere voorwaarde van schadevergoeding niet afhankelijk van opeisbaarheid vorderingsrecht benadeelde partij.
HR 01-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1474
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/04307
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS91792:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1474, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:982, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑07‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑01‑2019
- Wetingang
Essentie
Schadevergoeding als bijzondere voorwaarde bij voorwaardelijke veroordeling is niet afhankelijk van opeisbaarheid vorderingsrecht benadeelde partij.
Samenvatting
Het bij een (deels) voorwaardelijke straf stellen van de bijzondere voorwaarde van (gehele of gedeeltelijke) vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade als bedoeld in art. 14c lid 2 onder 1° Sr is niet afhankelijk van de opeisbaarheid van het vorderingsrecht van de benadeelde.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 6 juni 2018, nummer 21/004437-16, in de strafzaak tegen [verdachte], adv.: mr. C.W. Noorduyn, te 's-Gravenhage. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.