Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 34 [Onderzoek aan lichaam en kleding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 141 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 33844)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-10-2020, Stb. 2020, 456 (uitgifte: 18-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
De directeur is bevoegd een jeugdige bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel, indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
2.
Onze Minister is bevoegd ten behoeve van het vervoer van de jeugdige hem aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
3.
Het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige omvat mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de jeugdige. Het onderzoek aan de kleding van de jeugdige omvat mede het onderzoek van de voorwerpen die de jeugdige bij zich draagt of met zich mee voert.
4.
Het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige wordt op besloten plaatsen en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de jeugdige verricht.
5.
Indien bij een onderzoek aan het lichaam of de kleding voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn, en, voor zover het onderzoek betrekking heeft op de openingen of holten van het lichaam van de jeugdige, deze voorwerpen zonder het gebruik van hulpmiddelen daaruit kunnen worden verwijderd, is de directeur bevoegd deze in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de jeugdige op diens kosten worden bewaard, hetzij met toestemming van de jeugdige worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten.