RFR 2015/79
Huwelijksvermogensrecht. Is sprake van verdeling van een gemeenschapsgoed (art. 3:178 BW) of van verdeling van een overgeslagen goed (art. 3:179 lid 2 BW)? Verjaring (art. 3:306 BW)?
HR 27-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:762
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 maart 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/02198
- Conclusie
A-G mr. J. Spier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS921046:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Goederenrecht / Gemeenschap
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:762, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:61, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑04‑2014
- Wetingang
Art. 3:178, 3:179 lid 2, 3:306 BW
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Verdeling gemeenschap van goederen. Verjaring.
Dient de vordering van de vrouw te worden gekwalificeerd als vordering tot verdeling van een overgeslagen goed ex. art. 3:179 lid 2 BW of als een vordering tot verdeling van een gemeenschappelijk goed ex. art. 3:178 BW? Is er sprake van verjaring?
Samenvatting
Partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Op 6 maart 1991 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 6 april 2011 heeft de man de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De vrouw heeft in augustus 2011 voor het eerst aanspraak gemaakt op verrekening van de door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.