RvdW 2018/676
Klachten met betrekking tot bewijsminimumregel van art. 342.2 Sv en het bewijs van onder meer ‘door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’, ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘uitbuiting’. Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
HR 29-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:775
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 mei 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/04916
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Pardiaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:775, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑05‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:364, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2018
Essentie
Klachten met betrekking tot bewijsminimumregel van art. 342.2 Sv en het bewijs van onder meer ‘door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’, ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘uitbuiting’. Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
29 mei 2018
Strafkamer
nr. S 16/04916
JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 september 2016, nummer 22/001587-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.
Conclusie
Conclusie plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens:
1. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.