Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 4.23 Bijzondere voorschriften voor machine- en ketelinstallaties en elektrische installaties
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Aan boord van een vaartuig waarvan de lengte 75 m of meer bedraagt, wordt de elektrische energievoorziening als volgt verzorgd:
- a.
indien de energievoorziening in de regel kan worden verzorgd door één generator, zijn doelmatige voorzieningen voor het afschakelen van niet-belangrijke elektrische gebruikers getroffen, teneinde de energielevering ten dienste van de noodzakelijke werktuigen bestemd voor de voortstuwing en de besturing van het vaartuig te kunnen waarborgen. Er zijn passende voorzieningen aanwezig voor het automatisch starten en op het hoofdnet schakelen van een ‘stand-by’ generator bij het uitvallen van de te werk staande generator, waarbij deze generator van voldoende capaciteit is om de voortstuwing en de besturing van het schip te kunnen verzekeren door automatisch starten van de hiervoor belangrijke werktuigen, waar nodig met behulp van een volgorde schakeling. Ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kunnen voorzieningen worden aangebracht voor het op afstand starten en op het hoofdnet schakelen van de ‘stand-by’ generator, alsmede voorzieningen voor het bij herhaling op afstand starten van belangrijke hulpwerktuigen, en
- b.
indien de energievoorziening in de regel wordt verzorgd door meer dan één generatoraggregaat tegelijkertijd, zijn voorzieningen getroffen, met inbegrip van voorzieningen voor verdeling van de belasting, waardoor bij het uitvallen van één van de generatoraggregaten, de overblijvende aggregaten zonder overbelasting in bedrijf blijven om de voortstuwing en de besturing te kunnen waarborgen.
2.
In geval ‘stand-by’ hulpwerktuigen worden vereist voor andere, voor de voortstuwing noodzakelijke hulpwerktuigen, worden automatische omschakelinrichtingen toegepast. Een automatische omschakeling wordt door middel van een alarm aangegeven.
3.
Automatisch regel- en alarmsystemen voldoen aan de volgende voorschriften:
- a.
het regelsysteem is zodanig uitgevoerd dat de diensten die nodig zijn voor de werking van het hoofdvoortstuwingswerktuig en de hulpwerktuigen, door de noodzakelijke automatische voorzieningen zijn verzekerd,
- b.
voorzieningen zijn getroffen om de aanzetluchtdruk op het vereiste niveau te houden wanneer verbrandingsmotoren voor de voortstuwing worden gebruikt,
- c.
een alarmsysteem dat voldoet aan het bepaalde in artikel 4.22 is aangebracht voor alle belangrijke drukken, temperaturen, vloeistofniveaus en andere van belang zijnde parameters, en
- d.
indien van toepassing is een centrale post ingericht met de noodzakelijke alarm- en instrumentenpanelen, welke elk alarm kunnen aangeven.