Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Invorderingswet 1990
Artikel LIX
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1990
- Bronpublicatie:
30-05-1990, Stb. 1990, 222 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21135 Overheid.nl: 21135)
- Inwerkingtreding
01-06-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-1990, Stb. 1990, 222 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21135Overheid.nl: 21135)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Invordering (V)
Staatsrecht / Wetgeving
1.
In dit artikel wordt:
- a.
verstaan onder AWDA: Algemene wet inzake de douane en de accijnzen;
- b.
verstaan onder belasting: belasting, administratieve boete, interest en kosten als bedoeld in de AWDA.
2.
Ingeval vóór 1 juni 1990 een verzetsprocedure is aangespannen op de voet van artikel 155 van de AWDA, blijven met betrekking tot die verzetsprocedure de bepalingen van toepassing zoals die luidden op 31 mei 1990.
3.
Met betrekking tot belasting, ten aanzien waarvan de invordering is aangevangen vóór 1 juni 1990, geldt dat:
- a.
belasting die vóór 1 juni 1990 opeisbaar is geworden op grond van artikel 149 van de AWDA na 31 mei 1990 terstond invorderbaar is;
- b.
in afwijking van artikel 150 van de AWDA, zoals dat artikel luidt met ingang van 1 juni 1990, een verjaringstermijn van drie jaren blijft gelden tenzij na 31 mei 1990 doch voordat de verjaringstermijn van drie jaren is verstreken, een akte van vervolging wordt betekend;
- c.
dwangbevelen die vóór 1 juni 1990 zijn betekend, geacht worden te zijn betekend op de voet van artikel 153b van de AWDA;
- d.
beslagen die vóór 1 juni 1990 ter zake van die belasting rechtsgeldig zijn gelegd, geacht worden ook voor de toepassing van de AWDA, zoals die wet luidt met ingang van 1 juni 1990, rechtsgeldig te zijn gelegd.
4.
Vóór 1 juni 1990 aan de ontvanger betekende rechtsgeldige overdrachten onder bijzondere titel van vorderingen ter zake van beschikkingen die een uit te betalen bedrag behelzen, voor zover dat bedrag betrekking heeft op omstandigheden die zich hebben voorgedaan vóór 1 juni 1990, worden geacht de in artikel 156a van de AWDA bedoelde instemming van de ontvanger te hebben verkregen, tenzij met betrekking tot die vorderingen schuldvergelijking op de voet van artikel 1467, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek ook na 31 mei 1990 mogelijk zou zijn, indien het genoemde artikel 156a niet van toepassing zou zijn.