Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 5.2 Instelling en taken accreditatieorgaan
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2019
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 5.2 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
15-06-2018, Stb. 2018, 209 (uitgifte: 05-07-2018, kamerstukken: 34735)
- Inwerkingtreding
01-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2019, Stb. 2019, 28 (uitgifte: 31-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Er is een accreditatieorgaan dat is belast met het verlenen van accreditatie en de erkenning ITK, en de overige hem bij of krachtens deze wet opgedragen taken. Het accreditatieorgaan bezit rechtspersoonlijkheid.
2.
Activiteiten die het accreditatieorgaan verricht in het kader van het verlenen van accreditatie en de erkenning ITK zijn:
- a.
het indelen van opleidingen in visitatiegroepen op voorstel van de instelling;
- b.
het instellen van een commissie van deskundigen die adviseert over een aanvraag toets nieuwe opleiding of instellingstoets kwaliteitszorg en het aanwijzen van een secretaris daarvan;
- c.
het instemmen met de door instellingsbesturen binnen een visitatiegroep gezamenlijk samengestelde commissie van deskundigen en de daarvoor voorgestelde secretaris;
- d.
het doen van een bindende voordracht aan de instelling voor de samenstelling van een commissie als bedoeld in onderdeel c, indien en voor zover de instellingsbesturen niet komen tot het gezamenlijk samenstellen van een dergelijke commissie;
- e.
het op diens verzoek adviseren van Onze Minister over het gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 5.20, eerste lid, respectievelijk artikel 5.29, eerste lid; en
- f.
het opstellen van een accreditatiekader.
3.
Het accreditatieorgaan rapporteert desgevraagd aan Onze Minister over de kwaliteit van opleidingen in het hoger onderwijs met het oog op de vergelijkbaarheid van opleidingen aan de hand van zijn beoordelingen op grond van dit hoofdstuk. Het accreditatieorgaan doet eventueel voorstellen die hij in het belang van de kwaliteit van opleidingen in het hoger onderwijs nodig acht.
4.
Bij ministeriële regeling worden de werkzaamheden bepaald die het accreditatieorgaan verricht in verband met het beoordelen van ander onderwijs dan hoger onderwijs of in verband met opdrachten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Accreditatieverdrag.
5.
Onverminderd het Accreditatieverdrag is op het accreditatieorgaan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing.