Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 1 Voorwerp en toepassingsgebied
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 12-08-2022.
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2021, L 22 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021/23)
- Inwerkingtreding
11-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2021, L 22 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021/23)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In deze richtlijn worden de regels en procedures vastgelegd voor het herstel en de afwikkeling van de volgende entiteiten:
- a)
in de Unie gevestigde instellingen;
- b)
in de Unie gevestigde financiële instellingen indien zij dochterondernemingen zijn van een kredietinstelling of beleggingsonderneming, dan wel van een in punt c) of d) bedoelde onderneming, en onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming vallen in overeenstemming met artikelen 6 tot en met 17 van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- c)
in de Unie gevestigde financiële holdings, gemengde financiële holdings en gemengde holdings;
- d)
financiële moederholdings in een lidstaat, financiële Unie-moederholdings, gemengde financiële moederholdings in een lidstaat, gemengde financiële Unie-moederholdings;
- e)
bijkantoren van instellingen die buiten de Unie gevestigd zijn onder de specifieke voorwaarden die in deze richtlijn zijn vastgelegd.
Behoudens specifieke bepalingen houden afwikkelingsautoriteiten en bevoegde autoriteiten, wanneer zij de voorschriften uit hoofde van deze richtlijn vaststellen en toepassen en wanneer zij de verschillende hen ter beschikking staande instrumenten gebruiken ten aanzien van een in de eerste alinea bedoelde entiteit, rekening met: de aard van haar bedrijfsactiviteiten; haar aandeelhoudersstructuur; haar rechtsvorm; haar risicoprofiel, omvang en juridische status; haar verwevenheid met andere instellingen of met het financiële stelsel als geheel; de reikwijdte en de complexiteit van haar activiteiten; haar deelname aan een institutioneel protectiestelsel (IPS) dat voldoet aan de vereisten van artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of aan andere coöperatieve, op wederzijdse solidariteit gebaseerde systemen als bedoeld in artikel 113, lid 6, van die richtlijn[lees: verordening]; en de vraag of zij beleggingsdiensten of -activiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 2, van Richtlijn 2004/65/EU[lees: 2014/65/EU] verricht.
2.
Lidstaten mogen regels vaststellen of handhaven die strikter zijn dan of aanvullend zijn op de in deze richtlijn neergelegde regels of de op grond van deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vastgestelde regels, mits deze van algemene strekking zijn en niet in strijd zijn met deze richtlijn en van de op grond van deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.
3.
Deze richtlijn is niet van toepassing op entiteiten waaraan ook een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012.