NJB 2020/22:Bedreiging met een terroristisch misdrijf, art. 285 lid 3 Sr: daarvoor is niet vereist dat de bedreiger zelf daarbij ook een terroristisch oogmerk had. Voldoende is dat hij heeft gedreigd met een misdrijf dat als terroristisch kan worden aangemerkt. Dat laat onverlet dat voor een bewezenverklaring van een van de in art. 285 Sr strafbaar gestelde vormen van bedreiging steeds ook is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd ook zou worden uitgevoerd, alsmede dat het opzet van de verdachte op het wekken van die vrees was gericht