NJB 2018/704
Geldigheid dagvaarding en voldoende duidelijke en feitelijke omschrijving van het strafbaar feit, art. 261 Sv: in casu zijn ‘de goederen’ die zouden zijn weggenomen niet nader gespecificeerd in de tenlastelegging. Het hof kon oordelen dat de tenlastelegging inzake diefstal met braak ook wat betreft die goederen voldoende duidelijk en feitelijk omschreven is, mede erop gelet het verweer van de verdediging niet inhoudt dat onduidelijk is van welke inbraak de verdachte een verwijt wordt gemaakt
HR 20-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:394
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 maart 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
16/05436
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:394, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:62, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑01‑2017
- Wetingang
(art. 261 Sv)
Essentie
Geldigheid dagvaarding en voldoende duidelijke en feitelijke omschrijving van het strafbaar feit, art. 261 Sv: in casu zijn ‘de goederen’ die zouden zijn weggenomen niet nader gespecificeerd in de tenlastelegging. Het hof kon oordelen dat de tenlastelegging inzake diefstal met braak ook wat betreft die goederen voldoende duidelijk en feitelijk omschreven is, mede erop gelet het verweer van de verdediging niet inhoudt dat onduidelijk is van welke inbraak de verdachte een verwijt wordt gemaakt
Uitspraak
Inleiding:
Aan de verdachte is onder 4 tenlastegelegd dat: ‘primair: hij op of omstreeks 03 december 2011 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk, om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.