NJB 2023/1872
Berechting binnen een redelijke termijn, art. 6 lid 1 EVRM: herhaling en toepassing van HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578 over de omstandigheden waarvan de redelijke duur afhankelijk is, de rechtsgevolgen van termijnoverschrijding en de motiveringseisen. In casu heeft het hof bij de beoordeling van de redelijke termijn in hoger beroep ten onrechte niet het tijdsverloop tussen de datum van de verwijzing van de zaak naar de raadsheer-commissaris en de datum waarop de enige traceerbare getuige is gehoord in aanmerking genomen. Voorts is sprake van een motiveringsgebrek met betrekking tot de compensatie van de overschrijding
HR 04-07-2023, ECLI:NL:HR:2023:1020
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 juli 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, C. Caminada, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
21/03903
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1020, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑07‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:524, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑05‑2023
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Berechting binnen een redelijke termijn, art. 6 lid 1 EVRM: herhaling en toepassing van HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578 over de omstandigheden waarvan de redelijke duur afhankelijk is, de rechtsgevolgen van termijnoverschrijding en de motiveringseisen. In casu heeft het hof bij de beoordeling van de redelijke termijn in hoger beroep ten onrechte niet het tijdsverloop tussen de datum van de verwijzing van de zaak naar de raadsheer-commissaris en de datum waarop de enige traceerbare getuige is gehoord in aanmerking genomen. Voorts is sprake van een motiveringsgebrek met betrekking tot de compensatie van de overschrijding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.