Richtlijn 2014/36/EU voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 29-03-2014
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/36/EU)
- Inwerkingtreding
29-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/36/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder a) en b),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaald dat maatregelen moeten worden aangenomen op het gebied van asiel, immigratie en de bescherming van de rechten van onderdanen van derde landen.
- (2)
Het VWEU bepaalt dat de Unie een gemeenschappelijk immigratiebeleid moet ontwikkelen dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen en een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven. Daartoe dienen het Europees Parlement en de Raad maatregelen te nemen aangaande de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen en de vaststelling van hun rechten.
- (3)
In het Haags programma, dat door de Europese Raad van 4 november 2004 is vastgesteld, wordt erkend dat legale migratie een belangrijke rol speelt bij de bevordering van economische ontwikkeling, en wordt de Commissie verzocht een beleidsplan over legale migratie in te dienen waarin toelatingsprocedures zijn opgenomen waarmee snel kan worden ingespeeld op wisselingen in de vraag naar arbeidsmigranten op de arbeidsmarkt.
- (4)
Tijdens de Europese Raad van 14 en 15 december 2006 is een stappenplan afgesproken voor 2007. Dat stappenplan omvat de ontwikkeling van een goed aangestuurd immigratiebeleid dat de lidstaten helpt in de bestaande en de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien, en dat daarbij de nationale bevoegdheden volledig in acht neemt. De Europese Raad riep ook op te zoeken naar middelen om tijdelijke migratie te vergemakkelijken.
- (5)
Het Europees pact inzake immigratie en asiel, dat op 16 oktober 2008 door de Europese Raad werd goedgekeurd, geeft uiting aan het vaste voornemen van de Unie en haar lidstaten om een eerlijk, doeltreffend en samenhangend beleid te voeren ten aanzien van de uitdagingen en kansen die uit migratie voortvloeien. Het pact vormt de basis voor een gemeenschappelijk immigratiebeleid dat geïnspireerd is door een geest van solidariteit tussen de lidstaten en samenwerking met derde landen en dat stoelt op een correct beheer van de migratiestromen, niet alleen in het belang van de gastlanden maar ook van de herkomstlanden en van de migranten zelf.
- (6)
Het programma van Stockholm, dat door de Europese Raad op 11 december 2009 is vastgesteld, erkent dat arbeidsimmigratie kan bijdragen tot meer concurrentievermogen en economische vitaliteit en dat een flexibel immigratiebeleid, in de context van de grote demografische uitdagingen waarvoor de Unie zal komen te staan met een stijgende vraag naar arbeid, een belangrijke bijdrage zal leveren tot de economische ontwikkeling en prestaties van de Unie op lange termijn. In dit programma wordt ook onderstreept hoe belangrijk het is te zorgen voor een eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en voor het optimaliseren van de koppeling tussen migratie en ontwikkeling. De Commissie en de Raad wordt verzocht het beleidsplan betreffende legale migratie, uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 21 december 2005 te blijven uitvoeren.
- (7)
Deze richtlijn beoogt bij te dragen tot een doeltreffend beheer van de migratiestromen voor de specifieke categorie van tijdelijke seizoenmigratie en tot het garanderen van behoorlijke arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden voor seizoenarbeiders, door de invoering van eerlijke en transparante regels voor toelating en verblijf en het vaststellen van de rechten van seizoenarbeiders, terwijl in de regeling tegelijk stimulansen en waarborgen worden ingebouwd om te voorkomen dat hun verblijf langer duurt dan is toegestaan of dat een tijdelijk verblijf permanent wordt. Bovendien zullen ook de bepalingen van Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) helpen voorkomen dat een dergelijk tijdelijk verblijf na het seizoen overgaat in een onrechtmatig verblijf.
- (8)
De lidstaten dienen deze richtlijn toe te passen zonder onderscheid te maken naar geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, in het bijzonder overeenkomstig Richtlijn 2000/43/EG van de Raad (5) en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad (6).
- (9)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het beginsel van preferentie voor burgers van de Unie wat de toegang tot de arbeidsmarkt van de lidstaten betreft, dat is neergelegd in de desbetreffende bepalingen van de toepasselijke toetredingsakten.
- (10)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten met het oog op seizoenarbeid, zoals in het VWEU is voorgeschreven.
- (11)
Deze richtlijn mag niet van invloed zijn op de voorwaarden voor het verrichten van diensten in het kader van artikel 56 VWEU. Met name mag deze richtlijn niet van invloed zijn op arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) van toepassing zijn op werknemers die door een in een lidstaat gevestigde onderneming ter beschikking zijn gesteld met het oog op het verrichten van een dienst op het grondgebied van een andere lidstaat.
- (12)
Deze richtlijn dient van toepassing te zijn op de rechtstreekse arbeidsverhouding tussen seizoenarbeiders en werkgevers. Indien het nationale recht van een lidstaat het echter toelaat om onderdanen van derde landen als seizoenarbeiders toe te laten via op het grondgebied van die lidstaat gevestigde bemiddelings- en uitzendbureaus die een rechtstreekse arbeidsovereenkomst met de seizoenarbeider hebben, mogen deze bureaus niet buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen.
- (13)
Bij de omzetting van deze richtlijn dienen de lidstaten, waar nodig, in overleg met de sociale partners, een lijst op te stellen van de sectoren waar seizoenafhankelijke activiteiten voorkomen. Seizoenafhankelijke activiteiten komen hoofdzakelijk voor in sectoren zoals de land- en tuinbouw, in het bijzonder tijdens het plantseizoen of de oogst, of het toerisme, in het bijzonder tijdens de vakantie.
- (14)
De lidstaten mogen, indien daarin in het nationale recht is voorzien, conform het non-discriminatiebeginsel dat is neergelegd in artikel 10 VWEU, bij de uitvoering van de facultatieve bepalingen van deze richtlijn onderdanen van bepaalde derde landen gunstiger behandelen dan onderdanen van andere derde landen.
- (15)
Het indienen van een aanvraag tot toelating als seizoenarbeider mag alleen worden toegestaan aan onderdanen van derde landen die buiten het grondgebied van de lidstaten verblijven.
- (16)
Toelating voor de in deze richtlijn uiteengezette doeleinden moet op grond van naar behoren gemotiveerde redenen kunnen worden geweigerd. Met name moet het mogelijk zijn om toelating te weigeren indien een lidstaat op basis van een beoordeling van de feiten tot het oordeel is gekomen dat de betrokken onderdaan van een derde land een potentiële bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
- (17)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de toepassing van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (8).
- (18)
Deze richtlijn mag geen ongunstige invloed hebben op de rechten toegekend aan onderdanen van derde landen die reeds legaal in een lidstaat verblijven om er te werken.
- (19)
Voor de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, zijn Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) (Visumcode), Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad (10) (Schengengrenscode) en Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (11) volledig van toepassing. Voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen worden de voorwaarden voor de toelating van seizoenarbeiders op het grondgebied van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen derhalve geregeld door die instrumenten; deze richtlijn heeft alleen betrekking op de criteria en de vereisten voor de toegang tot arbeid. Voor de lidstaten die het Schengenacquis niet volledig toepassen, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, geldt uitsluitend de Schengengrenscode. De in deze richtlijn genoemde bepalingen van het Schengenacquis behoren tot het deel van het Schengenacquis waaraan Ierland en het Verenigd Koninkrijk niet deelnemen, en derhalve zijn die bepalingen niet op hen van toepassing.
- (20)
Deze richtlijn dient de criteria en vereisten vast te stellen voor de toelating tot arbeid als seizoenarbeider voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen, alsmede de gronden voor afwijzing, intrekking en niet-verlenging/-hernieuwing van deze toelating. Op de afgifte van visa voor kort verblijf ten behoeve van seizoenarbeid zijn de desbetreffende bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot de voorwaarden voor toegang tot en verblijf op het grondgebied van de lidstaten van overeenkomstige toepassing, evenals de gronden voor afwijzing, verlenging, nietigverklaring of intrekking van die visa. In het bijzonder moeten beslissingen tot afwijzing, nietigverklaring of intrekking van een visum en de gronden waarop zij zijn gebaseerd overeenkomstig artikel 32, lid 2, en artikel 34, lid 6, van de Visumcode aan de aanvrager kenbaar worden gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI bij de Visumcode.
- (21)
Voor de seizoenarbeiders die toegelaten worden voor een verblijf van meer dan 90 dagen dienen in deze richtlijn de voorwaarden voor de toelating tot en het verblijf op het grondgebied en de criteria en vereisten voor de toegang tot arbeid in de lidstaten te worden vastgesteld.
- (22)
Deze richtlijn beoogt te voorzien in een soepele, door vraag gestuurde toegangsregeling, gebaseerd op objectieve criteria zoals een geldige arbeidsovereenkomst of een bindend werkaanbod, waarin de belangrijkste gegevens van de arbeidsovereenkomst of -verhouding zijn vastgelegd.
- (23)
Het moet de lidstaten vrijstaan aan de hand van een onderzoek aan te tonen dat in een bepaalde vacature niet kan worden voorzien uit de binnenlandse arbeidsmarkt.
- (24)
De lidstaten moeten een toelatingsaanvraag kunnen afwijzen, met name wanneer de onderdaan van een derde land niet heeft voldaan aan de uit een eerdere beslissing tot toelating als seizoenarbeider voortvloeiende verplichting om het grondgebied van de betrokken lidstaat te verlaten na het verstrijken van de geldigheid van een vergunning met het oog op seizoenarbeid.
- (25)
De lidstaten moeten van de werkgever kunnen verlangen dat hij met de bevoegde autoriteiten samenwerkt en alle relevante informatie verstrekt die nodig is ter voorkoming van mogelijk misbruik of verkeerd gebruik van de bij deze richtlijn vastgestelde procedure.
- (26)
De invoering van één enkele procedure voor het verkrijgen van een gecombineerde vergunning die zowel verblijf als arbeid omvat, dient de thans in de lidstaten geldende regels te helpen vereenvoudigen. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan het recht van de lidstaten om, met inachtneming van de eigenheden van de nationale administratieve organisatie en praktijk, de bevoegde autoriteiten aan te wijzen en op welke wijze zij dienen te worden betrokken in die ene procedure.
- (27)
De aanwijzing van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze richtlijn dient de rol en de taken die met betrekking tot de behandeling van en het besluit over de aanvraag door andere autoriteiten en, in voorkomend geval, door de sociale partners overeenkomstig het nationale rechten/of de nationale praktijk, worden vervuld, onverlet te laten.
- (28)
Deze richtlijn moet de lidstaten een zekere flexibiliteit bieden bij het afgeven van vergunningen voor toelating (toegang, verblijf en werk) van seizoenarbeiders. De afgifte van een visum voor verblijf van langere duur overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder a), doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de lidstaten om een voorafgaande toestemming om in de betrokken lidstaat te werken af te geven. Niettemin moet in die vergunningen duidelijk worden vermeld dat zij met het oog op seizoenarbeid zijn afgegeven, teneinde te waarborgen dat de bij deze richtlijn vastgestelde arbeidsvoorwaarden zijn gecontroleerd en dat eraan wordt voldaan. Wanneer zij uitsluitend visa voor kort verblijf afgeven, moeten de lidstaten daarvoor de rubriek ‘opmerkingen’ op de visumsticker gebruiken.
- (29)
Voor alle verblijven van ten hoogste 90 dagen dienen de lidstaten een keuze te maken tussen de afgifte van een visum voor kort verblijf of van een visum voor kort verblijf in combinatie met een arbeidsvergunning indien de onderdaan van een derde land in het bezit moet zijn van een visum overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001. Indien de onderdaan van een derde land niet onderworpen is aan de visumplicht en indien de lidstaat artikel 4, lid 3, van die verordening niet heeft toegepast, dienen de lidstaten een arbeidsvergunning als zijnde een vergunning met het oog op seizoenarbeid af te geven. Voor alle verblijven van meer dan 90 dagen dienen de lidstaten een keuze te maken voor de afgifte van een van de volgende vergunningen met het oog op seizoenarbeid: een visum voor verblijf van langere duur; een seizoenarbeidersvergunning; of een seizoenarbeidersvergunning vergezeld van een visum voor verblijf van langere duur indien krachtens het nationale recht een visum voor verblijf van langere duur vereist is om het grondgebied te betreden. Niets in deze richtlijn mag de lidstaten ervan beletten om de arbeidsvergunning rechtstreeks aan de werkgever te bezorgen.
- (30)
Wanneer een visum vereist is om het grondgebied van een lidstaat te betreden en de onderdaan van een derde land voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een seizoenarbeidersvergunning, dient de betrokken lidstaat de betrokkene alle faciliteiten te bieden om het vereiste visum te verkrijgen en er zorg voor te dragen dat de bevoegde autoriteiten daartoe doelmatig samenwerken.
- (31)
De maximale duur van het verblijf dient te worden vastgesteld door de lidstaten en beperkt te zijn tot een periode tussen de vijf en negen maanden, hetgeen, samen met de definitie van seizoenarbeid, moet garanderen dat het werk ook echt een seizoengebonden karakter heeft. De mogelijkheid moet daarom open worden gelaten om binnen de maximale verblijfsduur de arbeidsovereenkomst te verlengen of te veranderen van werkgever, mits de toelatingscriteria nog steeds vervuld zijn. Dat moet het risico op misbruik verminderen dat seizoenarbeiders lopen indien zij gebonden zijn aan één enkele werkgever, en tegelijk de mogelijkheid bieden om soepel in te spelen op de daadwerkelijke personeelsbehoeften van de werkgevers. De aan de seizoenarbeider geboden mogelijkheid om door een andere werkgever tewerkgesteld te worden onder de in deze richtlijn vastgelegde voorwaarden mag niet inhouden dat de betrokkene werk kan zoeken op het grondgebied van de lidstaat terwijl hij werkloos is.
- (32)
Bij het nemen van een beslissing over de verlenging van het verblijf of de hernieuwing van de vergunning met het oog op seizoenarbeid moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om rekening te houden met de arbeidsmarktsituatie.
- (33)
Wanneer een seizoenarbeider is toegelaten voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen en de lidstaat heeft besloten het verblijf tot meer dan 90 dagen te verlengen, moet het visum voor kort verblijf worden vervangen door hetzij een visum voor verblijf van langere duur hetzij door een seizoenarbeidersvergunning.
- (34)
Rekening houdend met bepaalde aspecten van circulaire migratie, alsook met de arbeidsvooruitzichten van seizoenarbeiders uit derde landen die verder gaan dan één seizoen en met het belang van werkgevers in de Unie die moeten kunnen putten uit een stabieler bestand van reeds opgeleide arbeidskrachten, dient te worden voorzien in de mogelijkheid van vereenvoudigde toelatingsprocedures met betrekking tot bonafide onderdanen van derde landen die in de loop van de voorafgaande vijf jaar ten minste eenmaal als seizoenarbeider in een lidstaat zijn toegelaten en die altijd hebben voldaan aan alle uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde criteria en voorwaarden voor toegang tot en verblijf in de betrokken lidstaat. Die procedures mogen geen afbreuk doen aan het seizoengebonden karakter van het werk en mogen evenmin een manier zijn om deze vereiste te omzeilen.
- (35)
De lidstaten dienen al het mogelijke te doen om er zorg voor te dragen dat potentiële seizoenarbeiders beschikken over informatie betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf, onder meer de in deze richtlijn vastgelegde rechten en verplichtingen en procedurele waarborgen en over alle bewijsstukken die moeten worden gevoegd bij een aanvraag om op het grondgebied van een lidstaat als seizoenarbeider te verblijven en te werken.
- (36)
De lidstaten moeten doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor werkgevers vaststellen voor het geval dat inbreuk wordt gemaakt op hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Het kan daarbij gaan om maatregelen overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2009/52/EG en deze dienen, in voorkomend geval, de verplichting te omvatten dat de werkgever de seizoenarbeiders schadevergoeding betaalt. Er dient een mechanisme te zijn dat seizoenarbeiders in staat stelt de schadevergoeding waarop zij recht hebben te verkrijgen, ook wanneer zij zich niet meer op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevinden.
- (37)
Er moeten procedurevoorschriften worden vastgesteld voor het behandelen van aanvragen tot toelating als seizoenarbeider. Die procedures moeten niet alleen doeltreffend zijn en in het kader van de normale werklast van de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen worden afgewikkeld, maar zij moeten ook transparant en billijk zijn, teneinde de betrokken personen voldoende rechtszekerheid te bieden.
- (38)
Voor visa voor kort verblijf zijn de procedurele waarborgen geregeld door de desbetreffende bepalingen van het Schengenacquis.
- (39)
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen zo spoedig mogelijk na de indiening van de aanvraag te beslissen over die aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid. Met betrekking tot verzoeken om verlenging of hernieuwing van een vergunning die tijdens de geldigheidsduur ervan worden ingediend, dienen de lidstaten al het redelijk mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat de seizoenarbeider niet verplicht wordt zijn arbeidsrelatie met de betrokken werkgever te onderbreken of niet verhinderd wordt van werkgever te veranderen omdat bepaalde administratieve procedures niet afgerond zijn. Aanvragers dienen hun aanvraag om verlenging of hernieuwing zo spoedig mogelijk in te dienen. In ieder geval dient de seizoenarbeider de mogelijkheid te hebben op het grondgebied van de betrokken lidstaat te blijven en, in voorkomend geval, zijn werk voor te zetten tot de bevoegde autoriteiten een definitieve beslissing tot verlenging of hernieuwing hebben genomen over de aanvraag.
- (40)
Gezien de aard van seizoenarbeid moeten de lidstaten worden aangemoedigd om geen leges in rekening te brengen voor de behandeling van de aanvragen. Indien een lidstaat toch besluit leges te heffen, mogen deze niet onevenredig of buitensporig zijn.
- (41)
Seizoenarbeiders dienen te worden gehuisvest in omstandigheden die een passende levensstandaard garanderen. Elke verandering van huisvesting dient aan de bevoegde autoriteit te worden gemeld. Wanneer de huisvesting door of via de werkgever wordt geregeld, mag de huur niet buitensporig zijn in vergelijking met het nettoloon van de seizoenarbeider en in vergelijking met de kwaliteit van de huisvesting, mag de huur van de seizoenarbeider niet automatisch in mindering worden gebracht op zijn of haar loon, dient de werkgever de seizoenarbeider een huurovereenkomst of een gelijkwaardig document te verstrekken waarin de huurvoorwaarden worden vermeld en dient de werkgever erop toe te zien dat de huisvesting voldoet aan de in de betrokken lidstaat geldende algemene gezondheids- en veiligheidsvoorschriften.
- (42)
Onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument en van een vergunning met het oog op seizoenarbeid die uit hoofde van deze richtlijn is afgegeven door een lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast, moet worden toegestaan het grondgebied van de lidstaten die het Schenegenacquis volledig toepassen binnen te komen en zich daar vrij te verplaatsen gedurende een periode van maximaal 90 dagen binnen elke periode van 180 dagen, overeenkomstig de Schengengrenscode en artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (12) (Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen).
- (43)
Gelet op de bijzonder kwetsbare positie van seizoenarbeiders uit derde landen en het tijdelijke karakter van hun dienstbetrekking, is het noodzakelijk de rechten van seizoenarbeiders uit derde landen daadwerkelijk te beschermen, mede op het gebied van de sociale zekerheid, de naleving regelmatig te controleren en volledig te garanderen dat het beginsel van een gelijke behandeling als de werknemers die onderdanen van de gastlidstaat zijn, wordt geëerbiedigd op basis van gelijke beloning voor gelijk werk op dezelfde arbeidsplaats, door het toepassen van collectieve arbeidsovereenkomsten en andere regelingen inzake arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die op elk niveau zijn gesloten of waarin wettelijk wordt voorzien in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk van de gastlidstaat, op dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de burgers van de gastlidstaat.
- (44)
De toepassing van deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de rechten en beginselen zoals vervat in het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961 en het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers van 24 november 1977.
- (45)
Voor de seizoenarbeiders uit derde landen dienen, naast de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de werknemers die onderdaan zijn van de gastlidstaat, ook de scheidsrechterlijke uitspraken en de collectieve arbeidsovereenkomsten en contracten te gelden die op welk niveau ook zijn gesloten, in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk van de gastlidstaat, op dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de burgers van de gastlidstaat.
- (46)
Seizoenarbeiders uit derde landen moeten gelijkwaardig worden behandeld met betrekking tot de takken van sociale zekerheid die zijn vermeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (13). Deze richtlijn mag niet strekken tot harmonisatie van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten en mag zich niet uitstrekken tot de sociale bijstand. Zij is beperkt tot de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling inzake sociale zekerheid op de personen die binnen haar werkingssfeer vallen. Deze richtlijn mag aan de betrokkenen niet meer rechten toekennen dan die waarin de bestaande Uniewetgeving op het gebied van sociale zekerheid al voorziet voor onderdanen van derde landen die grensoverschrijdende belangen hebben in verschillende lidstaten.
Gezien het tijdelijke karakter van het verblijf van seizoenarbeiders en onverminderd Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14) dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben de gezinsbijslagen en werkloosheidsuitkeringen uit te sluiten van een gelijke behandeling tussen seizoenarbeiders en hun eigen onderdanen en dienen zij de mogelijkheid te hebben de toepassing van een gelijke behandeling te beperken met betrekking tot onderwijs en beroepsopleiding, en voor belastingvoordelen.
Deze richtlijn voorziet niet in gezinshereniging. Voorts verleent deze richtlijn geen rechten met betrekking tot situaties die buiten de werkingssfeer van het recht van de Unie vallen, zoals situaties waarin gezinsleden in een derde land verblijven. Dat mag echter niet het recht aantasten van nabestaanden die aan de seizoenarbeider rechten ontlenen op nabestaandenpensioenen wanneer zij in een derde land wonen. Dit doet geen afbreuk aan de niet-discriminerende toepassing door de lidstaten van nationaal recht dat voorziet in de-minimisregels voor de bijdragen aan het pensioenstelsel. Er dienen mechanismen te bestaan die ervoor zorgen dat seizoenarbeiders tijdens hun verblijf een effectieve socialezekerheidsdekking hebben en, in voorkomend geval, de rechten die zij opgebouwd hebben, kunnen meenemen naar het buitenland.
- (47)
Het recht van de Unie houdt geen beperking in van de bevoegdheid van de lidstaten om hun socialezekerheidsstelsels te organiseren. Bij gebreke van harmonisatie op het niveau van de Unie moet elke lidstaat de voorwaarden vaststellen waaronder socialezekerheidsuitkeringen worden toegekend, alsook het bedrag van deze uitkeringen en de periode gedurende welke zij worden verstrekt. Bij de uitoefening van die bevoegdheid moeten de lidstaten evenwel het recht van de Unie naleven.
- (48)
Beperkingen op een gelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid uit hoofde van deze richtlijn mogen niet afdoen aan de rechten ontleend aan toepassing van Verordening (EU) nr. 1231/2010.
- (49)
Om de goede naleving van deze richtlijn te verzekeren, met name van de bepalingen inzake rechten, arbeidsvoorwaarden en huisvesting, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat er goede mechanismen voor de controle van werkgevers bestaan en dat, in voorkomend geval, op hun respectievelijke grondgebied passende, doeltreffende en adequate inspecties worden uitgevoerd. De te inspecteren werkgevers dienen primair geselecteerd te worden op basis van een risicobeoordeling door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, waarbij rekening moet worden gehouden met factoren zoals de sector waarin een bedrijf actief is en met eerdere overtredingen.
- (50)
Om de handhaving van deze richtlijn te vergemakkelijken dienen de lidstaten te voorzien in doeltreffende mechanismen waarmee seizoenarbeiders gebruik van rechtsmiddelen kunnen maken en klachten kunnen indienen, hetzij rechtstreeks, hetzij via relevante derden zoals vakbonden of andere verenigingen. Dat wordt noodzakelijk geacht om situaties te kunnen aanpakken waarin seizoenarbeiders niet op de hoogte zijn van het bestaan van handhavingsmechanismen of terughoudend zijn om er in eigen naam gebruik van te maken, uit vrees voor de mogelijke gevolgen. Tevens moeten seizoenarbeiders toegang hebben tot rechtsbescherming tegen represailles als gevolg van het indienen van een klacht.
- (51)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de invoering van een bijzondere toelatingsprocedure, de vaststelling van voorwaarden voor toegang en verblijf met het oog op seizoenarbeid door onderdanen van derde landen en de vaststelling van hun rechten als seizoenarbeiders, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen, rekening houdend met het immigratie- en werkgelegenheidsbeleid op nationaal en Europees niveau. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vervatte evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken.
- (52)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in artikel 7, artikel 15, lid 3, de artikelen 17, 27, 28 en 31 alsmede artikel 33, lid 2, overeenkomstig artikel 6 VEU.
- (53)
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (15) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.
- (54)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in die lidstaten.
- (55)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in die lidstaat,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 218 van 23.7.2011, blz. 97.
PB C 166 van 7.6.2011, blz. 59.
Standpunt van het Europees Parlement van 5 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 februari 2014.
Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PB L 168 van 30.6.2009, blz. 24).
Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).
Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).
Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).
Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen (PB L 344 van 29.12.2010, blz. 1).
PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.