JONDR 2019/813
Hoge Raad beantwoordt vier prejudiciële vragen over dwaling en informatieverstrekking bij renteswaps
HR 28-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:1046
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 juni 2019
- Zaaknummer
18/03941
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1046, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:329, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2019
- Wetingang
Art. 392 Rv; artikel 6:228 BW; artikel 6:230 BW; art. 3:13 BW; art. 6:2 BW; art. 6:248 BW
Essentie
De cliënt moet zoveel mogelijk in de toestand worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als hij ten tijde van het aangaan van de renteswap niet had gedwaald. Als er behalve van dwaling ook sprake is geweest van schending van een bijzondere zorgplicht door de bank, zoals een waarschuwingsplicht, dient de bank de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden.
Samenvatting
In de zaak waarin de rechtbank vragen heeft gesteld (zie ECLI:NL:RBAMS:2018:3675 , is een ondernemer met zijn bank een renteswap overeengekomen, bedoeld om het risico af te dekken van stijging van de variabele rente die de onderneming ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.