RFR 2019/120
Bopz. Welke termijnen gelden bij een procedure na verwijzing?
HR 28-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:1054
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 juni 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
18/05030
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS90090:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1054, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:444, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑12‑2018
- Wetingang
Art. 17 lid 2 Wet Bopz; art. 5 EVRM; art. 20 Rv
Essentie
Bopz. Machtiging voortgezet verblijf.
Heeft de rechtbank tijdig beslist in het geding na cassatie en verwijzing gezien de verstreken periode van 214 dagen tussen de uitspraak van de Hoge Raad en de uitspraak van de rechtbank?
Samenvatting
De officier van justitie heeft verzocht op de voet van art. 15 Wet Bopz een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft een machtiging verleend tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis voor de periode van 13 juni 2017 tot 13 juni 2018. De Hoge Raad heeft bij beschikking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.