Rb. Haarlem, 12-06-2009, nr. 422760/VVEXPL09-105
ECLI:NL:RBHAA:2009:BI8561
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
12-06-2009
- Zaaknummer
422760/VVEXPL09-105
- LJN
BI8561
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2009:BI8561, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 12‑06‑2009; (Kort geding)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2009-0469
VAAN-AR-Updates.nl 2009-0469
Uitspraak 12‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Werknemer, wiens functie na een reorganisatie is komen te vervallen, vordert in kort geding dat de kantonrechter de werkgever zal bevelen om een verzoekschrift in te dienen strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De kantonrechter verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering bij gebreke van belang, omdat eiser zelf een ontbindingsverzoek in kan dienen.
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 422760 / VV EXPL 09-105
datum uitspraak: 12 juni 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. M.A.B. Sassen
tegen
FLYNTH Adviseurs en Accountants B.V.
te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Flynth
gemachtigde mr. J.N.A. Dijkman
De procedure
[eiser] heeft Flynth op 6 mei 2009 gedagvaard. Op 12 mei 2009 heeft [eiser] aan Flynth een akte vermindering eis laten betekenen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 mei 2009, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
a. [eiser] is op 1 oktober 2002 bij (de rechtsvoorganger van) Flynth in dienst getreden in de functie van Hoofd Belastingen (gecombineerd met de functie van Senior Belastingadviseur).
b. In de loop van 2007 heeft Flynth mede als gevolg van een wetswijziging moeten besluiten om haar organisatie op een aantal punten te reorganiseren. In dat kader zijn vakgroepmanagers benoemd die onder meer de taken van de hoofden vaktechniek hebben overgenomen.
c. De toenmalige directeur van Flynth heeft [eiser] op 7 november 2007 meegedeeld dat [eiser] niet in aanmerking kwam voor benoeming in de functie van Vakgroepmanager Belastingen. In die functie is voormalig directielid Overwater benoemd.
d. Nadien heeft [eiser] gewerkt in de vestigingen Naaldwijk, Lisse en Haarlem, in de laatste vestiging in het kader van een partnertraject. Op 27 februari 2009 heeft [eiser] Flynth te kennen gegeven dat hij zijn functie van senior belastingadviseur op de vestiging Haarlem zal neerleggen.
e. Na overleg met de vakgroepmanager heeft [eiser] bij brief van 11 maart 2009 laten weten dat hij geen toekomst meer ziet binnen de organisatie en dat hij een vertrek¬regeling vraagt, tenzij Flynth hem nog een passende functie kan aanbieden die aansluit bij zijn anciënniteit, kennis en ervaring.
f. Op 20 mei 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [eiser] en Flynth en hun gemachtigden, maar partijen zijn er niet uitgekomen.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat):
i) veroordeling van Flynth om de functiewijziging per 1 januari 2008 terug te draaien en [eiser] volledig te rehabiliteren en financieel te compenseren, althans Flynth te veroordelen om [eiser] alsnog per die datum te benoemen in de functie van Vakgroepmamanger Belastingen, voor 100 % dan wel voor minimaal 50 % in combinatie met een gelijkwaardige en passende andere functie;
ii) subsidiair, voor zover Flynth daar niet toe in staat zou zijn, Flynth te bevelen om binnen 14 dagen na dit vonnis een verzoekschrift in te dienen bij de bevoegde rechter strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
[eiser] stelt daartoe onder meer het volgende.
[eiser] heeft steeds positieve beoordelingen gehad. [eiser] heeft zich nimmer neergelegd bij het besluit om hem niet te benoemen tot vakgroepmanager, met name niet toen bleek dat de enige reden die hem was opgegeven voor het niet in aanmerking komen voor de functie van vakgroepmanager, namelijk dat slechts een vennoot of partner in aanmerking kon komen voor die functie, geen vereiste bleek voor de functie. Ondanks dat heeft [eiser] zich ingezet om zelf een geschikte functie binnen de organisatie te vinden en Flynth heeft haar medewerking toegezegd. Daar is echter te weinig van gekomen; Flynth heeft te weinig medewerking verleend en te weinig gecommuniceerd.
[eiser] is van mening dat Flynth zijn functie eenzijdig heeft gewijzigd, dat [eiser] geen redelijk voorstel is gedaan en dat in redelijkheid van [eiser] niet verwacht mag worden dat hij die wijziging accepteert. Er is geen onderbouwing gegeven voor zijn ontheffing uit de functie van Hoofd Belastingen. [eiser] wil zijn functie terug of anders de functie van vakgroepmanager, welke vrijkomt doordat Overwater een bestuursfunctie gaat vervullen. Als dat niet kan dan zal Flynth een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten indienen.
Het verweer
Flynth betwist de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan.
Flynth was genoodzaakt een reorganisatie door te voeren, ten gevolge waarvan de functie van [eiser] is komen te vervallen. Voor de functie van vakgroepmanager belastingen kwam en komt [eiser] nog steeds niet in aanmerking omdat hij niet de geschikte kandidaat is gebleken. De focus in die functie ligt op het vlak van de commerciële ontwikkeling van het vakgebied en [eiser] is niet de aangewezen persoon om die meer commerciële functie uit te oefenen. Dat is [eiser] op 7 november 2007 ook meegedeeld. [eiser] heeft zich hierbij neergelegd en hij heeft tegenover Flynth bij e-mail van 7 december 2007 aangegeven dat hij op een voor hem acceptabele manier betrokken blijft bij het vakgroep management en dat hij de toekomst met vertrouwen tegemoet ziet. Na de e-mails van [eiser] in februari en maart 2009 is een e-mail- en briefwisseling gevolgd waarbij Flynth [eiser] een aanbod voor een functie-invulling heeft gedaan. Flynth ziet geen aanleiding om [eiser] in de (niet vacante) functie van vakgroepmanager te benoemen of om een ontbindingsverzoek in te dienen. Aanleiding tot rehabilitatie of compensatie is er al helemaal niet; Flynth heeft zich steeds correct en open opgesteld. Ook betwist Flynth dat [eiser] een spoedeisend belang heeft. Als [eiser] ontbinding van de arbeidsovereenkomst wenst dan kan hij zelf daartoe een verzoek indienen.
De beoordeling
1. [eiser] kan worden ontvangen in zijn vordering. [eiser] heeft zelf pogingen in het werk gesteld een passende functie te vinden. Toen hem eind februari 2009 bleek dat ook de jongste oplossing voor hem niet werkbaar was, heeft hij daarvan melding gedaan aan zijn werkgever. Flynth heeft daarop onvoldoende voortvarend gereageerd en eerst op 20 mei 2009 is een constructief overleg gevoerd, nadat [eiser] deze procedure aanhangig had gemaakt. Dat [eiser] anderhalf jaar lang zijn oude functie niet heeft vervuld maakt onder de gegeven omstandigheden nog niet dat hij geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
2. De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat dit niet het geval is.
3. Gelet op de stukken en op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is aannemelijk dat de oude functie van [eiser] in het kader van reorganisatie is vervallen. Het staat een werkgever vrij zijn organisatie zo in te richten als hem goed dunkt en in dit geval betekent dat dat de functies van hoofden vaktechniek zijn vervallen. Maar dat betekent ook dat op Flynth een zware verantwoordelijkheid rust om voor [eiser] een goede oplossing en een passende functie te vinden.
4. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft Flynth zich daarvoor onvoldoende en te laat ingespannen. Flynth achtte [eiser] niet geschikt voor de nieuwe functie van vakgroep manager. Daarover kan de kantonrechter zich hier niet uitlaten, maar wel over de inspanningen of het gebrek daaraan van Flynth.
5. Na het functioneringsgesprek van 24 april 2008 waarbij onder meer was gesproken over een opleiding die [eiser] in staat zou stellen kennismanagement initiatieven te implementeren en daarbij een initiërende en leidinggevende rol te vervullen is door Flynth weinig ondernomen. Overwater heeft op 20 mei 2008 en 22 juli 2008 wel memo’s gestuurd over onder meer de nog te verdelen portefeuilles en taken binnen het met [eiser] op te richten vakgroepbestuur en de (gedelegeerde) bevoegdheden bij de uitoefening van die taken en over de te stellen doelen, maar van enige verdere schriftelijke vastlegging of ander vervolg op die memo’s is in deze procedure niet gebleken.
6. De voorstellen die Flynth sinds februari 2009 heeft gedaan maken van de voor [eiser] cruciale elementen leidinggeven en initiëren naast het advieswerk aan klanten geen gewag. Dat die voorstellen van Flynth voor [eiser] onvoldoende waren valt te begrijpen. De voorzieningen zoals weergegeven onder i) kunnen echter niet worden toegewezen, omdat zijn oude functie is vervallen en omdat de functie van vakgroep manager volgens Flynth niet alleen niet vacant is maar ook omdat zij [eiser] niet als valkgroep manager wil benoemen.
7. Gelet op het voorgaande is begrijpelijk dat [eiser] ontbinding van de arbeidsovereen¬komst als andere oplossing voorstaat. [eiser] kan echter in zijn vordering onder ii) niet worden ontvangen. Het is [eiser] immers mogelijk om zelf een ontbindingsverzoek in te dienen met daarbij een verzoek om toekenning van een billijke vergoeding. Bij een ontbinding kan [eiser] dus wel belang hebben, maar niet bij de gevorderde voorziening.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en met name omdat partijen pas tot een constructief overleg zijn gekomen nadat [eiser] Flynth in deze procedure had gedagvaard, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.
9. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering als vermeld onder ii;
- weigert de voorlopige voorziening als vermeld onder i;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P Veenhof, bijgestaan door mr. I.M. ter Sluis als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.