Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
18-02-2020, PbEU 2020, L 62 (uitgifte: 02-03-2020, regelingnummer: 2020/285)
- Inwerkingtreding
22-03-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-2020, PbEU 2020, L 62 (uitgifte: 02-03-2020, regelingnummer: 2020/285)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Europees belastingrecht (V)
1.
De volgende handelingen zijn aan de BTW onderworpen:
- a)
de leveringen van goederen, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
- b)
de intracommunautaire verwervingen van goederen die binnen het grondgebied van een lidstaat onder bezwarende titel worden verricht:
- i)
door een als zodanig handelende belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon, indien de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige is die noch onder de in artikel 284 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, noch onder artikel 33 of 36 valt;
- ii)
wanneer het nieuwe vervoermiddelen betreft, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen, of door enige andere niet-belastingplichtige;
- iii)
wanneer het accijnsproducten betreft uit hoofde waarvan de accijnsrechten binnen het grondgebied van de lidstaat verschuldigd zijn krachtens Richtlijn 92/12/EEG, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen;
- c)
de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
- d)
de invoer van goederen.
2
a)
Voor de toepassing van lid 1, onder b), punt ii), worden als ‘vervoermiddelen’ beschouwd, de volgende voor het personen- of goederenvervoer bestemde vervoermiddelen:
- i)
landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt;
- ii)
schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter, met uitzondering van schepen voor de vaart op volle zee waarmee personenvervoer tegen betaling plaatsvindt of die voor de uitoefening van enigerlei industriële, handels- of visserijactiviteit worden gebruikt, van reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee en van schepen voor de kustvisserij;
- iii)
luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1 550 kg, met uitzondering van luchtvaartuigen welke door luchtvaartmaatschappijen worden gebruikt die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer.
b)
Deze vervoermiddelen worden in de volgende gevallen beschouwd als ‘nieuw’:
- i)
voor gemotoriseerde landvoertuigen, wanneer de levering binnen zes maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het voertuig niet meer dan 6 000 km heeft afgelegd;
- ii)
voor schepen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het schip niet meer dan 100 uur heeft gevaren;
- iii)
voor luchtvaartuigen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het luchtvaartuig niet meer dan 40 uur heeft gevlogen.
c)
De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder de in punt b) bedoelde gegevens kunnen worden aangetoond.
3.
Als ‘accijnsproducten’ worden beschouwd energieproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken en tabaksfabrikaten zoals omschreven in de vigerende communautaire bepalingen, met uitsluiting van gas dat geleverd wordt via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net.