JONDR 2019/1179
Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan Hof van Justitie EU over uitleg artikel 7 Verordening Brussel I-bis
HR 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1400
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 september 2019
- Zaaknummer
18/00524
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1400, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑09‑2019
ECLI:NL:HR:2019:925, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:115, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑02‑2018
- Wetingang
Art. 3:305a BW
Essentie
In het kader van de procedure die VEB heeft aangespannen tegen BP in verband met de explosie op het boorplatform Deep Horizon heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU. De antwoorden op die vragen moeten duidelijk maken of Nederland als Erfolgsort aan te merken is en daarmee of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen.
Samenvatting
Op 20 april 2010 heeft zich op het door BP P.L.C. (verweerster, hierna: BP) geleasete olieboorplatform Deepwater Horizon, gelegen in de Golf van Mexico, een explosie voorgedaan met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.