Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/999
Gegeven de omstandigheden waren verbalisanten bevoegd tot het vorderen van inzage van identiteitsbewijs van verdachte ex art. 8 lid 1 Polw 2012.
HR 11-09-2018, ECLI:NL:HR:2018:1536
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 september 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/00491
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Bevoegdheden
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1536, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:984, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑01‑2018
- Wetingang
Art. 359a Sv; art. 8 lid 1 Politiewet 2012
Essentie
Het oordeel van het hof dat het vorderen van inzage van het legitimatiebewijs van de verdachte redelijkerwijs noodzakelijk was voor de uitoefening van de politietaak als bedoeld in art. 8 lid 1 Politiewet 2012 is niet onbegrijpelijk. Daarbij neemt de Hoge Raad in het bijzonder in aanmerking dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte omstreeks 03.15 uur is aangetroffen in een garagebox in een boxgang waarvan het de verbalisanten ambtshalve bekend was dat daar in het verleden gestolen goederen waren aangetroffen.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.