HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269.
Rb. Rotterdam, 29-07-2022, nr. 9635868 \ CV EXPL 22-1479
ECLI:NL:RBROT:2022:11163
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
29-07-2022
- Zaaknummer
9635868 \ CV EXPL 22-1479
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2022:11163, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 16‑12‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBROT:2022:6346, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 29‑07‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑12‑2022
Inhoudsindicatie
huurovereenkomst televisie; tussentijdse beëindiging; ambtshalve toetsing; oneerlijk beding
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 9635868 \ CV EXPL 22-1479
datum uitspraak: 16 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Elbuco B.V. ,
vestigingsplaats: Maarssen,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J.M. de Best van Janssen & Janssen Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Elbuco’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
het tussenvonnis van 29 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- -
de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- -
akte tot aanvulling/wijziging van gronden van 11 november 2022 van de zijde van Elbuco, met bijlagen;
- -
de spreekaantekeningen van de zijde van Elbuco.
1.2.
Op 23 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde van de zijde van Elbuco besproken.
2. De verdere beoordeling
2.1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter aan partijen voorgehouden voornemens te zijn de overeenkomst tussen partijen (gedeeltelijk) te vernietigen, omdat naar haar voorlopig oordeel niet in alle opzichten is voldaan aan de in het tussenvonnis genoemde consumentenbeschermende bepalingen.
2.2.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hierop tijdens de mondelinge behandeling te reageren en om een concrete toelichting te geven. Daarnaast heeft de kantonrechter aan Elbuco voorgehouden dat er onduidelijkheid bestaat over de gevorderde hoofdsom, de gevorderde verklaring voor recht en de primaire en subsidiaire grondslag ten aanzien van de gederfde huur.
Hoofdsom; tot wanneer is [gedaagde01] huur verschuldigd?
2.3.
Tussen partijen staat vast dat de televisie op 29 juni 2021 door Elbuco bij [gedaagde01] is opgehaald, nadat [gedaagde01] de overeenkomst met Elbuco tussentijds had beëindigd. Vanaf dat moment is de televisie niet langer in gebruik verstrekt door Elbuco. Naar het oordeel van de kantonrechter is de huurovereenkomst hiermee geëindigd, zodat [gedaagde01] na 29 juni 2021 geen huur meer aan Elbuco is verschuldigd. Dit betekent dat [gedaagde01] van de gevorderde huurtermijnen alleen de factuur van 25 mei 2021 ad € 52,69 moet betalen en de factuur van 25 juni 2021 voor zover deze ziet op de periode tot en met 29 juni 2021 te weten (5/30 * 52,69 =) € 8,78. In beginsel is [gedaagde01] dan ook nog een bedrag van € 61,47 aan huur verschuldigd.
2.4.
De gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst per 2 september 2021 is ontbonden wordt, gelet op het bovenstaande, afgewezen.
Juridisch kader informatieverplichtingen
2.5.
In de wet is bepaald dat de handelaar bij of voorafgaand aan het sluiten van een online overeenkomst bepaalde informatie aan de consument moet verstrekken en deze informatie moet bevestigen op een duurzame gegevensdrager (bijvoorbeeld een e-mail of brief).
2.6.
De Hoge Raad heeft beslist dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan een aantal informatieverplichtingen is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven, en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook beslist dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk moet vernietigingen - in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd - als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.7.
De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad voor de schending van de essentiële informatieverplichtingen een sanctierichtlijn opgesteld (te vinden via richtlijn-sanctiemodel-essentiële-informatieplichten (rechtspraak.nl)). Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% bij maximaal drie voldoende ernstige schendingen van de informatieverplichtingen en met 50% bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen van de informatieverplichtingen. Bij precontractuele informatieverplichtingen geldt dat meerdere voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieverplichtingen die onder dezelfde letter van artikel 6:230m lid 1 BW vallen, samen worden geteld als één schending. Eventuele schending van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager wordt gerekend als één schending.
2.8.
Hierna zal worden beoordeeld of aan de in het tussenvonnis genoemde informatieverplichtingen is voldaan.
Heeft Elbuco haar informatieverplichtingen geschonden?
De bestelknop
2.9.
Zoals in het tussenvonnis overwogen, heeft Elbuco naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet voldaan aan de informatieverplichting vermeld in artikel 6:230v lid 3 BW, omdat op de bestelknop op de website van Elbuco het woord ‘aanvragen’ staat. Elbuco heeft daarop bij hierboven genoemde akte tot aanvulling/wijziging van gronden aangevoerd dat de overeenkomst toch niet via de website is aangevraagd. Elbuco voert hiertoe aan dat [gedaagde01] telefonisch contact met Elbuco heeft opgenomen voor het aanvragen van een nieuwe overeenkomst, omdat hij al eerder een overeenkomst was aangegaan met Elbuco. De overeenkomst is dan ook niet via de website, maar telefonisch gesloten. Vervolgens is de nieuwe overeenkomstig gelijktijdig met de algemene voorwaarden aan [gedaagde01] verstuurd. Daarna heeft [gedaagde01] de overeenkomst ondertekend, waarmee de overeenkomst tot stand kwam. [gedaagde01] heeft deze gang van zaken niet betwist. Nu vast is komen te staan dat [gedaagde01] geen gebruik heeft gemaakt van een bestelknop voor het sluiten van de overeenkomst, omdat deze niet via de website is aangegaan, zal de kantonrechter dit onderdeel buiten beschouwing laten.
Overige informatieverplichtingen
2.10.
Zoals in het tussenvonnis overwogen, heeft Elbuco naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet voldaan aan de informatieverplichting vermeld in artikel 6:230m lid 1 onder e BW, omdat de totale prijs niet duidelijk op de website en de overeenkomst staat vermeld. Elbuco heeft daarop aangevoerd dat de totale prijs wel op de website is vermeld, ter onderbouwing van haar stelling heeft Elbuco schermafbeeldingen van het bestelproces op haar website overgelegd, waaruit dit blijkt. Ook heeft Elbuco aangetoond dat in de overeenkomst de prijs die [gedaagde01] maandelijks moet betalen is vermeld. Nu in artikel 6:230m lid 1 onder e BW is bepaald dat de totale prijs de totale kosten per factureringsperiode moet bevatten, heeft Elbuco hiermee aan de informatieverplichting zoals vermeld in artikel 6:230m lid 1 onder e BW voldaan. Er is daarom geen sprake van schending van dit artikel.
2.11.
De kantonrechter heeft daarnaast overwogen, dat Elbuco naar haar voorlopig oordeel niet heeft voldaan aan de informatieverplichting zoals vermeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW, omdat de wijze van betaling en levering niet duidelijk op de website is vermeld. Elbuco heeft daarop aangevoerd dat dit wel het geval is. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Elbuco een e-mailbericht overgelegd, waaruit blijkt dat Elbuco de levertermijn per e-mail aan [gedaagde01] heeft medegedeeld. Daarnaast heeft Elbuco schermafbeeldingen van het bestelproces op de website overgelegd. Uit deze schermafbeeldingen blijkt echter niet dat de betalingen, als eenmaal een overeenkomst is gesloten, worden verricht door middel van maandelijkse incasso, en dat wordt afgesproken op welke dag de betalingen worden afgeschreven. Ook uit de overeenkomst zelf blijkt de betaalwijze niet. Dat de betaalwijze telefonisch aan [gedaagde01] is medegedeeld, is niet gebleken. Alles overwegende is de betaalwijze naar het oordeel van de kantonrechter niet duidelijk genoeg op de website en in de overeenkomst vermeld, zodat artikel 6:230m lid 1 onder g BW is geschonden.
2.12.
Verder is in het tussenvonnis overwogen dat Elbuco naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet heeft voldaan aan de informatieverplichting zoals vermeld in artikel 6:230 lid 1 onder h BW, omdat de voorwaarden en de termijn voor ontbinding niet op de website en in de overeenkomst zijn vermeld. Elbuco heeft daarop aangevoerd dat op de website voortdurend een balk aanwezig is waarop het ontbindingsrecht staat vermeld. Ook staat het ontbindingsrecht in de algemene voorwaarden en in de overeenkomst vermeld, aldus Elbuco. Hoewel het ontbindingsrecht inderdaad op de website, in de algemene voorwaarden en op de overeenkomst is vermeld, is nergens door Elbuco vermeld hoe precies van dit ontbindingsrecht gebruik kan worden gemaakt. Daarnaast is geen herroepingsformulier bij de overeenkomst en de algemene voorwaarden gevoegd. Het is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende dat het herroepingsformulier van de website van Elbuco kan worden gedownload. Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder h BW is geschonden.
2.13.
In het tussenvonnis is ook overwogen dat Elbuco naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet heeft voldaan aan de informatieverlichting zoals vermeld in artikel 6:230m lid 1 onder o BW, omdat de duur van de overeenkomst niet duidelijk op de website en de overeenkomst is vermeld. Elbuco heeft daartegen aangevoerd dat de duur van de overeenkomst op de website door de klant zelf wordt gekozen, en dit vervolgens telefonisch wordt bevestigd. Ook heeft zij aangetoond dat op de website en in de algemene voorwaarden is vermeld wat er gebeurt aan het einde van de gekozen minimumperiode en dat uiterlijk een maand voor het einde schriftelijk moet worden opgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit voldoende, zodat toch aan de informatieverplichtingen genoemd in artikel 6:230m lid 1 onder o BW is voldaan.
2.14.
Tot slot heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen dat Elbuco naar haar voorlopig oordeel niet aan haar informatieverplichting zoals vermeld in artikel 6:230m lid 1 onder p BW heeft voldaan, omdat de minimumduur van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet duidelijk was vermeld. Elbuco heeft daartegen aangevoerd dat op de website en in de algemene voorwaarden is vermeld dat tegen het einde van de minimumduur kan worden opgezegd, zodat wel aan dit artikel is voldaan. Tijdens het bestelproces op de website en in de overeenkomst is echter niet vermeld dat de overeenkomst niet tussentijds kan worden opgezegd. Ook in de algemene voorwaarden is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende duidelijk vermeld dat niet tussentijds mag worden opgezegd. Artikel 6:230m lid 1 onder p BW is hiermee geschonden.
Sanctie als gevolg van schending informatieverplichtingen
2.15.
De kantonrechter zal op basis van de hiervoor vastgestelde schendingen van informatieverplichtingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen, in die zin dat de betalingsverplichting van [gedaagde01] wordt verminderd met 25%. Er is in dit geval namelijk sprake van drie voldoende ernstige schendingen. Dat betekent dat maximaal € 46,10 aan huur toewijsbaar is (75% van € 61,47).
Heeft [gedaagde01] ingestemd met kosten in verband met tussentijdse beëindiging?
2.16.
Elbuco heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [gedaagde01] heeft ingestemd met de door haar gestelde voorwaarde dat 12 maanden huur zouden worden doorbelast vanaf de datum van beëindiging van de overeenkomst. [gedaagde01] heeft tijdens de zitting betwist dat hij hiermee heeft ingestemd. Nu Elbuco haar standpunt vervolgens niet nader heeft onderbouwd, wordt dit gepasseerd.
Zijn de toepasselijke algemene voorwaarden onredelijk bezwarend?
2.17.
De algemene voorwaarden van Elbuco bevatten - voor zover hier van belang - de volgende bepalingen:
“(…)
2.2
Huurder kan de Overeenkomst zonder opgave van redenen ontbinden tot en termijn van 14 dagen te rekenen vanaf de dag nadat de Overeenkomst wordt gesloten.
(…)
9.5
Na verloop van de termijn om de Overeenkomst te ontbinden als bedoeld in artikel 2.2 heeft Elbuco bij tussentijdse beëindiging het recht Huurder de volgende kosten in rekening te brengen:
- a.
€ 75,- kosten voor het ophalen van het gehuurde, ongeacht of het gehuurde feitelijk wordt teruggegeven;
- b.
Het restant van de huurtermijnen zoals deze aanvankelijk zijn overeengekomen, gemaximeerd tot de huurtermijnen die 12 maanden na de tussentijdse beëindiging opeisbaar zijn;
- c.
De vervangingswaarde van het Product, indien het Product niet binnen 2 weken na beëindiging aan Elbuco wordt teruggegeven. De verzekeringswaarde wordt eenzijdig door Elbuco vastgesteld. (…)”
Kosten in verband met tussentijdse beëindiging (artikel 9.5 sub b van de algemene voorwaarden)
2.18.
Volgens artikel 3, lid 1, van de richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De Nederlandse rechter moet deze toets onder andere uitvoeren via artikel 6:233 sub a BW. Op grond van dit artikel is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar als het onredelijk bezwarend is, gelet op alle omstandigheden van het geval. Uit artikel 6:237 sub i BW volgt dat een beding dat de wederpartij bij een beëindiging (anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis tekort is geschoten) verplicht een geldsom te betalen, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst.
2.19.
Het beding in artikel 9.5 sub b bezien in samenhang met artikel 2.2. van de algemene voorwaarden geeft Elbuco bij tussentijdse beëindiging vanaf 14 dagen na de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten, het recht om bij de huurder ( [gedaagde01] ) het restant van de huurtermijnen zoals deze aanvankelijk zijn overeengekomen, gemaximeerd tot de huurtermijnen die 12 maanden na de tussentijdse beëindiging opeisbaar zijn, in rekening te brengen.
2.20.
De kantonrechter constateert dat dit door Elbuco gehanteerde beding tot gevolg kan hebben dat Elbuco maar korte tijd (meer dan 14 dagen) apparatuur hoeft te leveren, terwijl de consument na beëindiging verplicht wordt de apparatuur terug te geven (of de vervangingswaarde te betalen) en een bedrag gelijk aan (maximaal) 12 maanden huur te betalen. De enkele stelling van Elbuco dat dit bedrag dient ter compensatie van door haar geleden verlies van inkomsten en winst, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat dit bedrag een redelijke vergoeding betreft. [gedaagde01] heeft dit betwist en Elbuco heeft haar stelling op geen enkele wijze geconcretiseerd of onderbouwd, terwijl bedacht kan worden dat apparatuur die is ingeleverd weer aan een ander kan worden verhuurd of (zoals eerder ook bij [gedaagde01] het geval was) nadat de apparatuur is ingeleverd een ander (nieuwer) apparaat aan dezelfde huurder kan worden verhuurd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Elbuco dan ook onvoldoende aangetoond dat een bedrag ter grootte van (maximaal) 12 huurtermijnen een redelijke vergoeding als in artikel 6:237 sub i BW oplevert. Hieruit volgt bovendien dat, nu Elbuco na een tussentijdse beëindiging in het geheel geen prestatie meer hoeft te leveren (de apparatuur moet terug), terwijl de consument wel verplicht is om nog een bedrag gelijk aan (maximaal) 12 maanden huur te betalen, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk wordt verstoord.
2.21.
Het beding in de algemene voorwaarden moet daarom - met inachtneming van de hiervoor genoemde maatstaf - als een oneerlijk beding als bedoeld in artikel 3 van de richtlijn worden aangemerkt. Dat Elbuco het beding in de algemene voorwaarden achteraf heeft aangepast, kan niet tot een ander oordeel leiden. De aangepaste algemene voorwaarden zijn namelijk pas in werking getreden op 7 november 2022, terwijl alles in deze procedure zich afspeelt voor deze datum. Het gaat om de algemene voorwaarden zoals deze luidden op het moment van het sluiten van de overeenkomst.
2.22.
Hoewel Elbuco in deze procedure ten aanzien van de door haar gevorderde “Kosten in verband met tussentijdse beëindiging” geen beroep doet op haar algemene voorwaarden, moet een deel van de vordering toch worden afgewezen vanwege een oneerlijke bepaling. De richtlijn heeft tot doel te voorkomen dat oneerlijke bepalingen worden opgelegd aan consumenten. Het zou in strijd zijn met dit doel als wordt toegestaan dat Elbuco zich beroept op aanvullend nationaal recht terwijl de algemene voorwaarden op dit punt een oneerlijke bepaling bevatten. De richtlijn zou dan niet voldoende afschrikwekkend werken. De kantonrechter vernietigt het beding dan ook als onredelijk bezwarend en de vordering tot betaling van € 608,40 zal worden afgewezen.
Ophaalkosten (artikel 9.5 sub a van de algemene voorwaarden)
2.23.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn ook de gevorderde ophaalkosten zoals bedoeld in artikel 9.5 sub a van de algemene voorwaarden aan de orde gekomen als mogelijk onredelijk bezwarend. Volgens Elbuco is in dit kader geen sprake van een oneerlijk beding als bedoeld in de richtlijn, omdat deze ophaalkosten van € 75,00 daadwerkelijk zijn gemaakt en [gedaagde01] niet heeft aangegeven dat hij de televisie zelf kon terugbrengen. In de toepasselijke algemene voorwaarden is echter bepaald dat ophaalkosten in rekening worden gebracht, ongeacht of het gehuurde feitelijk wordt teruggegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter is in een dergelijk geval sprake van een oneerlijk beding, omdat Elbuco dan ongeacht de door haar te leveren tegenprestatie ophaalkosten van € 75,00 kan vorderen. De ophaalkosten zijn op grond van deze bepaling namelijk ook verschuldigd als deze niet zijn gemaakt, bijvoorbeeld omdat het gehuurde door de huurder zelf wordt geretourneerd. De kantonrechter vernietigt deze bepaling en de vordering tot betaling van € 75,00 aan ophaalkosten zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.24.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van Elbuco tot betaling van € 118,32 aan buitengerechtelijke incassokosten moet worden afgewezen. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
2.25.
In artikel 6.4 van de algemene voorwaarden is bepaald dat de administratie- en aanmaningskosten (jaarlijks) door Elbuco worden vastgesteld. Deze aanmanings- en administratiekosten zijn buitengerechtelijke incassokosten zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Vergeleken met het wettelijke tarief voor buitengerechtelijke incassokosten, zal toepassing van deze bepaling in de algemene voorwaarden kunnen leiden tot een onevenredig hoge vergoeding. Niet duidelijk is namelijk op grond waarvan Elbuco de administratie- en aanmaningskosten berekent, en hoe hoog deze (kunnen) zijn. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6.4 oneerlijk is in de zin van de richtlijn en vernietigt dit artikel omdat deze bepaling het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen verstoort en dus onredelijk bezwarend is voor de consument (artikel 6:233 sub a BW). Hoewel Elbuco geen beroep doet op artikel 6.4 van de algemene voorwaarden, maar op artikel 6:96 BW (nationaal recht), moet de vordering toch worden afgewezen vanwege deze oneerlijke bepaling. Zie in dit verband hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.21.
Proceskosten
2.26.
Elbuco heeft tot de laatste akte onduidelijkheid laten bestaan over haar vorderingen en de grondslagen diverse malen gewijzigd. Gesteld noch gebleken is dat vóór de dag van dagvaarding duidelijk aan [gedaagde01] is uitgelegd waarom en op welke grondslag(en) [gedaagde01] de gevorderde bedragen verschuldigd zou zijn. Bovendien heeft Elbuco gehandeld in strijd met artikel 21 Rv doordat zij eerst heeft aangegeven dat Elbuco de overeenkomst heeft ontbonden, terwijl zij vervolgens bij repliek aangeeft dat [gedaagde01] de overeenkomst heeft beëindigd. Daarnaast heeft Elbuco eerst aangegeven dat de overeenkomst is aangegaan op afstand via de website van Elbuco, terwijl zij in de akte tot aanvulling/wijziging van gronden plotseling aangeeft dat de overeenkomst toch niet via de website is aangegaan. In al deze omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Rente
2.27.
De rente wordt toegewezen vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, omdat Elbuco tot aan de laatste akte onduidelijkheid heeft laten bestaan over de grondslag van haar vorderingen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.28.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Elbuco te betalen € 46,10, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
54214
Uitspraak 29‑07‑2022
Inhoudsindicatie
Tussenvonnis; ambtshalve toetsing
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 9635868 \ CV EXPL 22-1479
datum uitspraak: 29 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: [woonplaats]
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
de dagvaarding van 14 januari 2022, met bijlagen;
- -
de aantekeningen van het mondelinge verweer;
- -
de repliek, met bijlagen;
- -
de aantekeningen van het mondelinge verweer (dupliek).
2. De feiten
2.1.
De dienstverlening van [eiseres] richt zich onder andere op de verhuur van elektronische apparaten. [eiseres] voerde voorheen de naam [naam bedrijf 1] en heeft nu nog als handelsnaam [naam bedrijf 2] .
2.2.
[gedaagde] heeft van [eiseres] een Philips LED-TV 55PUS7504 (hierna: de televisie) gehuurd, tegen een prijs van € 52,69 per maand. [gedaagde] is de overeenkomst als consument aangegaan op afstand via de website van [eiseres] . Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
2.3.
De algemene voorwaarden van [eiseres] bevatten - voor zover hier van belang - de volgende bepaling:
“(…) 9.5 Na verloop van de termijn om de Overeenkomst te ontbinden als bedoeld in artikel 2.2 heeft [eiseres] bij tussentijdse beëindiging het recht Huurder de volgende kosten in rekening te brengen:
- a.
€ 75,- kosten voor het ophalen van het gehuurde, ongeacht of het gehuurde feitelijk wordt teruggegeven;
- b.
Het restant van de huurtermijnen zoals deze aanvankelijk zijn overeengekomen, gemaximeerd tot de huurtermijnen die 12 maanden na de tussentijdse beëindiging opeisbaar zijn;
- c.
De vervangingswaarde van het Product, indien het Product niet binnen 2 weken na beëindiging aan [eiseres] wordt teruggegeven. De verzekeringswaarde wordt eenzijdig door [eiseres] vastgesteld. (…)”
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] eist samengevat:
- -
voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst per 2 september 2021 is beëindigd;
- -
[gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 915,96 met rente;
- -
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
- -
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 788,78, rente van € 8,59 (berekend tot 11 januari 2022) en buitengerechtelijke incassokosten van € 118,32.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft op 25 juni 2021 laten weten de overeenkomst tussentijds te willen beëindigen. Op 29 juni 2021 heeft [eiseres] de televisie daarom bij [gedaagde] opgehaald. Op het moment van beëindiging van de overeenkomst door [gedaagde] (29 juni 2021) stonden de facturen d.d. 25 mei 2021 en 25 juni 2021 al open. Het uit dien hoofde verschuldigde bedrag ad € 105,38 dient [gedaagde] nog te betalen.
Voorts stelt [eiseres] zich primair op het standpunt dat [gedaagde] heeft ingestemd met de gestelde voorwaarde dat 12 maanden huur zouden worden doorbelast vanaf datum beëindiging. Het daarbij behorende bedrag ad € 608,40 aan schadevergoeding dient [gedaagde] dan ook te voldoen.
Subsidiair stelt [eiseres] dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen door de bij vooruitbetaling verschuldigde huurtermijnen van 25 mei 2021 en 25 juni 2021 tot een bedrag van € 105,38 onbetaald te laten. Op grond van deze toerekenbare tekortkoming heeft [eiseres] de huurovereenkomst tegen 2 september 2021 beëindigd. Het contract zou nog lopen tot 6 maart 2023. [eiseres] derft zodoende over de periode van ontbinding tot de oorspronkelijke einddatum inkomsten en winst, terwijl haar investering al is gedaan c.q. de beëindiging geen voordeel oplevert. [eiseres] heeft haar schade begroot op en/of beperkt tot een bedrag € 608,40 zijnde een schadevergoeding voor de gederfde huur berekend over een periode van één jaar (12 maanden). [eiseres] maakt op grond van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 6:74 jo. 6:95 BW en/of 6:265 jo 6:277 lid 1 BW aanspraak op een vergoeding van de door haar als gevolg van de beëindiging c.q. ontbinding geleden schade.
Tot slot vordert [eiseres] € 75,00 aan ophaalkosten. De ophaalkosten zijn gebaseerd op artikel 9.5 sub a van de algemene voorwaarden. [eiseres] heeft zich na een vooraankondiging bij het adres van [gedaagde] gemeld en het gehuurde meegekregen van [gedaagde] . [eiseres] heeft daadwerkelijke ophaalkosten gemaakt en deze kosten dienen te worden vergoed.
Voornoemde bedragen zijn middels facturen aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling hiervan. [eiseres] zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. [eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke rente ad € 8,59 berekend tot 11 januari 2022 en buitengerechtelijke incassokosten van € 118,32.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De vordering klopt niet. Daarnaast is het niet gelukt een betalingsregeling overeen te komen en zijn de (algemene) voorwaarden onredelijk.
4. De beoordeling
informatieverplichtingen
4.1.
De Hoge Raad heeft op 12 november 2021 een uitspraak gedaan die voor deze zaak van belang is. Kort samengevat heeft de Hoge Raad overwogen dat (1) de rechter in zaken met consumenten ambtshalve moet onderzoeken of aan bepaalde informatieverplichtingen is voldaan, en (2) dat als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting de rechter een sanctie moet toepassen.
4.2.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] niet voldaan aan de informatieverplichting vermeld in artikel 6:230v lid 3 BW. Op grond van artikel 6:230v lid 3 BW moet de handelaar zijn elektronische bestelproces namelijk zo inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Als, zoals hier, het plaatsen van een bestelling inhoudt dat een knop of een soortgelijke functie moet worden aangeklikt, dient bij het plaatsen van de bestelling in niet voor misverstand vatbare termen en op goed leesbare wijze worden aangegeven dat de aanvaarding een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft recent beslist dat bij de beoordeling hiervan alleen rekening moet worden gehouden met de woorden op die knop of soortgelijke functie.1.Een overeenkomst die in strijd hiermee tot stand komt, is op grond van artikel 6:230v lid 3 BW vernietigbaar.
4.3.
Op de bestelknop op de website van [eiseres] staan de woorden ‘aanvragen’. Dit voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW zoals hiervoor vermeld. De Hoge Raad heeft bepaald dat indien de rechter overweegt een overeenkomst ambtshalve (geheel of gedeeltelijk) te vernietigen, op grond van de beginselen van hoor en wederhoor de verschenen partij(en) in de gelegenheid moeten worden gesteld zich hierover uit te laten.2.[gedaagde] dient zich dan ook uit te laten over de vraag of hij de overeenkomst op grond van artikel 6:230v lid 3 BW (gedeeltelijk) wil vernietigen. [eiseres] dient zich uit te laten over het voornemen van de rechter de overeenkomst (geheel of gedeeltelijk) te vernietigen.
4.4.
Tevens is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in deze zaak niet voldaan aan de volgende informatieverplichting(en) vermeld in artikel 6:230m lid 1 BW onder:
e (totale prijs),
g (wijze van betaling, levering, uitvoering leveringstermijn),
h (ontbindingsrecht),
o (duur overeenkomst of opzeggingsvoorwaarden),
p (minimumduur voor de consument).
4.5.
De kantonrechter is daarom voornemens om de betalingsverplichting van de consument (gedeeltelijk) te vernietigen, maar [eiseres] mag daarop eerst nog reageren.
verklaring voor recht
4.6.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst per 2 september 2021 is beëindigd. In haar conclusie van repliek geeft [eiseres] echter aan dat [gedaagde] de huurovereenkomst per 29 juni 2021 tussentijds heeft beëindigd. Het is de kantonrechter niet duidelijk welk belang [eiseres] heeft bij de gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst per 2 september 2021 is beëindigd. De kantonrechter stelt [eiseres] daarom in de gelegenheid deze vordering nader toe te lichten.
de vordering tot betaling
4.7.
[eiseres] vordert betaling van € 105,38 aan onbetaald gelaten huurtermijnen. Uit productie 5 bij de dagvaarding blijkt dat het gaat om onbetaalde huurtermijnen over de maanden juni en juli. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij deze facturen onbetaald heeft gelaten. Het is echter de vraag in hoeverre [gedaagde] deze facturen ook geheel moet betalen, gezien de stelling van [eiseres] dat [gedaagde] de huurovereenkomst per 29 juni 2021 heeft beëindigd. De kantonrechter stelt [eiseres] daarom in de gelegenheid zich hierover uit te laten.
primaire en subsidiaire grondslag
4.8.
In de conclusie van repliek heeft [eiseres] de hiervoor omschreven primaire grondslag ten aanzien van de gederfde huur toegevoegd en gesteld het overige als subsidiaire grondslag te willen behouden. De kantonrechter vindt het primaire standpunt – gebaseerd op het uitgangspunt dat de huurovereenkomst door [gedaagde] is beëindigd op 29 juni 2021 - lastig te rijmen met het standpunt dat [eiseres] de huurovereenkomst heeft ontbonden op 2 september 2021. De kantonrechter stelt [eiseres] daarom in de gelegenheid deze grondslagen nader toe te lichten.
oneerlijk beding
4.9.
De huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] moet worden aangemerkt als een consumentenovereenkomst als bedoeld in Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Artikel 9.5 van de algemene voorwaarden is een beding als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de richtlijn, omdat de kantonrechter ervan uit gaat dat hierover niet afzonderlijk is onderhandeld. De kantonrechter is dan ook verplicht om ambtshalve na te gaan of dit beding oneerlijk is in de zin van de richtlijn en hij moet dat beding vernietigen indien hij vaststelt dat het beding oneerlijk is.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat moet worden beoordeeld of artikel 9.5 sub b van de algemene voorwaarden, op grond waarvan een huurder in het geval van tussentijdse beëindiging nog maximaal 12 maanden huur moet doorbetalen, een oneerlijk beding is als bedoeld in de richtlijn. Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
4.11.
In het licht van de richtlijn zal de kantonrechter bij de beantwoording van de vraag of het beding van artikel 9.5 sub b van de algemene voorwaarden oneerlijk is, in aanmerking nemen of de te betalen bedragen in een redelijke verhouding staan tot de voor [eiseres] te verwachten schade. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet het beding in de algemene voorwaarden als oneerlijk worden aangemerkt, omdat het door [gedaagde] te betalen bedrag niet in redelijke verhouding staat tot de voor [eiseres] te verwachten schade. [eiseres] kan de televisie na beëindiging van de huurovereenkomst namelijk opnieuw verhuren of verkopen. De kantonrechter is daarom voornemens het beding te vernietigen, maar [eiseres] mag daarop eerst nog reageren.
mondelinge behandeling
4.12.
De kantonrechter concludeert op basis van het voorgaande partijen zich over een aantal punten nog moeten uitlaten. Daarom wordt een mondelinge behandeling bepaald. Tijdens deze mondelinge behandeling kunnen partijen reageren op hetgeen in rechtsoverweging 4.3., 4.5., 4.6., 4.7., 4.8. en 4.11. is overwogen.
4.13.
Voor zover partijen zich willen beroepen op bepaalde stukken die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen die stukken tien dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
4.14.
De zaak wordt verwezen naar woensdag 24 augustus 2022 om partijen de gelegenheid te bieden hun verhinderdata voor de maanden oktober, november en december 2022 op te geven, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij het vaststellen van een datum en tijdstip voor de mondelinge behandeling. Uitstel is niet mogelijk, tenzij beide partijen daar gezamenlijk om verzoeken.
4.15.
In afwachting van de mondelinge behandeling wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met hun gemachtigde) op een nader te bepalen datum en tijd moeten verschijnen in het Gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, tijdens de mondelinge behandeling van de hierna genoemde kantonrechter;
5.2.
wijst partijen op hetgeen hiervoor over het in het geding brengen van (nadere) stukken is bepaald;
5.3.
stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk op woensdag 24 augustus 2022 om 14.30 uur hun verhinderdata voor de maanden oktober, november en december 2022 aan de griffie door te geven;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
54214
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑07‑2022
HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.