NJB 2018/1052:Intellectuele eigendom. Kosten. Zuiver processuele kwestie. Een octrooihoudster vordert een inbreukverbod. De voorzieningenrechter wijst de vordering af. De octrooihoudster appelleert met overschrijding van de appeltermijn. Het hof verklaart haar niet-ontvankelijk en veroordeelt haar in de kosten. Het hof begroot de kosten over de periode waarin de appeltermijn nog liep op de voet van art. 1019h Rv, maar past op de latere kosten het liquidatietarief toe. Hoge Raad: Het hof heeft de kosten over de periode voor het verstrijken van de appeltermijn terecht begroot op de voet van art. 1019h Rv. De argumenten die ervoor pleiten ook de werkzaamheden verband houdend met een zuiver processuele kwestie als de onderhavige onder de werkingssfeer van art. 1019h Rv begrepen te achten, wegen zo zwaar dat in dit kort geding daarover geen prejudiciële vragen zullen worden gesteld. Slechts redelijke en evenredige kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Ook deze kosten mogen buiten beschouwing worden gelaten voor zover de billijkheid zich tegen vergoeding verzet