Hof Arnhem-Leeuwarden, 30-09-2022, nr. 200.314.863/01
ECLI:NL:GHARL:2022:8394
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
30-09-2022
- Zaaknummer
200.314.863/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:8394, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 30‑09‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:67, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 30‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Verzoek toelating WSNP, in hoger beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaard, dossier incompleet, verzoeker niet in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.314.863/01
(zaaknummer rechtbank 184477 FT RK 22/370)
arrest van 30 september 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.W. Boddaert, kantoorhoudende te Amsterdam, die zich heeft onttrokken.
1. Het verloop van de procedure bij de rechtbank
In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 10 augustus 2022 is het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem afgewezen.
2. Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.1
In het beroepsschrift, binnengekomen bij de griffie van het hof op 18 augustus 2022, heeft [appellant] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en alsnog te bepalen dat hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken.
2.3
Ter griffie is op 26 augustus 2022 een brief met bijlagen binnengekomen van mr.F. Eikelboom, waarin Stichting Share Claim (hierna te noemen: de stichting) als schuldeiser bezwaar maakt tegen het verzoek van [appellant] om hem toe te laten tot de wettelijke schuldsanering. Namens de vennootschap naar het recht van Delaware AC Manager LLC en de vennootschap naar het recht van de Kaaiman Eilanden DF 27 Funding L.P. (hierna gezamenlijk te noemen: ACM c.s.) hebben mr. R.I. Loosen en mr. L.I. Velthuysen per brief met bijlagen van 5 september 2022 eveneens bezwaar gemaakt tegen toelating van [appellant] tot de wettelijke schuldsanering. ACM c.s. en de stichting verzoeken het hof om hen aan te merken als belanghebbende in het geding.
2.4
Het hof heeft de stichting en ACM c.s. laten weten dat zij niet toegelaten zullen worden als belanghebbende in het geding.
2.5
Op 27 september 2022 heeft mr. Boddaert het hof laten weten dat hij zich onttrekt als advocaat van [appellant] .
2.6
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2022, waarbij [appellant] , hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. [appellant] heeft voorafgaand aan de zitting in een e-mail laten weten niet aanwezig te zullen zijn op de zitting.
3. De beoordeling
3.1
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat [appellant] nagelaten heeft cruciale informatie over te leggen, waaronder een BRP-uittreksel, de zogeheten 285 Fw-verklaring van de gemeente en een gespecificeerde schuldenlijst. Daarnaast heeft [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn schulden te goeder trouw zijn ontstaan. In zijne-mail van 3 augustus 2022 heeft hij, aldus de rechtbank, op geen enkele wijze onderbouwd waarom de verzochte informatie ontbreekt en evenmin heeft hij toegelicht waarom zijn ziekte destijds in de weg stond aan contact via Teams ter zitting. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat evenmin is gebleken dat [appellant] in staat is zich te houden aan de verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling nu hij permanent verblijf houdt in Thailand.
3.2
[appellant] kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft – voor zover van belang – daartoe het volgende aangevoerd. [appellant] is van mening dat hij heeft voldaan aan de wettelijke vereisten om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Zo heeft hij inmiddels het uittreksel uit het BRP overgelegd en heeft hij een actueel overzicht van zijn schulden ingebracht. De verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 sub f van de Faillissementswet (hierna: Fw) is tot op heden niet door de gemeente verstrekt, maar [appellant] gaat ervan uit dat hij die verklaring nog voor de mondelinge behandeling kan indienen. Daarnaast is [appellant] ervan overtuigd dat er voldoende mogelijkheden zijn om zijn crediteuren een akkoord aan te bieden zodra hij toegelaten is, mede in het licht van de procedures die de door hem gecontroleerde vennootschappen op dit moment voeren.
3.3
Het hof stelt vast dat [appellant] ook in hoger beroep geen compleet verzoek heeft ingediend. Zo heeft hij verzuimd een opgave van zijn bezittingen en inkomsten over te leggen. De door hem overgelegde schuldenlijst is onvoldoende gespecificeerd en in het geheel niet onderbouwd. Ten slotte ontbreekt de verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 sub f Fw, dat wil zeggen de door de gemeente te verstrekken verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Er is geen reden [appellant] alsnog in de gelegenheid te stellen de ontbrekende informatie aan te leveren (artikel 287 lid 2 Fw). Reden daarvoor is dat de rechtbank [appellant] reeds op 23 mei 2022 op het ontbreken ervan heeft gewezen, het belang van het aanleveren ervan op 7 juli 2022 nogmaals door de rechtbank onder de aandacht van [appellant] is gebracht en met de beslissing van de rechtbank van 10 augustus 2022, waarin het ontbreken van de gevraagde informatie mede als reden voor afwijzing van het verzoek is vermeld, aan [appellant] voldoende duidelijk moet zijn geweest dat hij die informatie alsnog aan het hof diende te verstrekken.
3.4
De rechtbank heeft in de beoordeling ook betrokken de goede trouw van [appellant] bij het aangaan van zijn schulden en de vraag of [appellant] , nu deze in Thailand woont, zich wel aan alle verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zal kunnen houden. Aan die beoordeling komt het hof niet toe omdat uit overweging 3.3 volgt dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek1.. Ten overvloede overweegt het hof dat het, als het wel zou zijn toegekomen aan de beoordeling van de goede trouw en het nakomen van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, op basis van de overgelegde stukken tot hetzelfde oordeel zou zijn gekomen als de rechtbank.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden,
van 10 augustus 2022 en
opnieuw rechtdoende
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. I. Tubben en mr. A.L. Goederee en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑09‑2022