Ktr. 's-Gravenhage, 18-06-2007, nr. 605998RLEXPL06-17101
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA8301
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage (Kantonrechter, voorzieningenrechter)
- Datum
18-06-2007
- Zaaknummer
605998RLEXPL06-17101
- LJN
BA8301
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA8301, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 18‑06‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 611 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Is een beëindigingsovereenkomst tot stand gekomen? Heeft werkneemster recht op vergoeding van schade, nu werkgever geen pro-formaprocedure heeft gevoerd, maar een ontbindingsprocedure op tegenspraak waarbij een lagere vergoeding werd toegekend? Vergoeding advocaatkosten voor ontbindingsprocedure op tegenspraak.
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
MFB
rolnr. 605998 RL EXPL 06-17101
18 juni 2007
Vonnis in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. S. Kousedghi,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Nederlands-Duitse Handelskamer,
gevestigd te 's-Gravenhage
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.H. Mahieu.
Partijen worden aangeduid als " [eiseres]" en "NDHK"
Procedure
- het tussenvonnis van 26 maart 2007;
- comparitie van partijen van 22 mei 2007.
Feiten
1.1 [eiseres] is op 1 juni 1998 in dienst getreden bij NDHK. Zij is op 16 september 2004 arbeidsongeschikt geworden.
1.2 De (toenmalige) gemachtigde van NDHK heeft op 18 november 2005 aan de (toenmalige) gemachtigde van [eiseres] een voorstel gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, welk voorstel door [eiseres] is verworpen. Bij brief van 9 december 2005 heeft de gemachtigde van NDHK aan de gemachtigde van [eiseres] bericht dat het tegenvoorstel van [eiseres] voor NDHK niet aanvaardbaar was en heeft hij geschreven:
"Als laatste voorstel is cliënte bereid:
-pro forma ontbinding per 1 februari 2006;
-vrijstelling van werkzaamheden tot die datum onder betaling van 70% van haar contractuele salaris;
-een door beide partijen in overleg op te stellen getuigschrift;
-schadeloosstelling op basis van C=1,25;
-een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand ad € 2.500,00 ex btw.;
-reguliere eindafrekening."
1.3 Bij brief van 13 december 2005 heeft de gemachtigde van [eiseres] als aanvullende voorwaarde gesteld dat [eiseres] sollicitatietraining via outplacement zou krijgen. Daarop heeft de gemachtigde van NDHK bij brief van 15 december 2005 aan de gemachtigde van [eiseres] bericht dat het voorstel van 9 december 2005 het laatste voorstel was en heeft hij de gemachtigde van [eiseres] verzocht om zijn verhinderdata door te geven, indien [eiseres] niet bereid was om dit voorstel te accepteren.
1.4 De gemachtigde van [eiseres] heeft op 16 december 2005 gebeld met de gemachtigde van NDHK. De gemachtigde van NDHK heeft daarop in een e-mail aan zijn cliënte laten weten dat de zaak anders liep dan verwacht en dat de gemachtigde van [eiseres] hem had laten weten dat [eiseres] in beginsel akkoord was, maar dat zij zeker wilde weten dat het aanbod van C=1,25 was gebaseerd op het reguliere salaris en dat het getuigschrift positief was.
1.5 Vervolgens heeft de gemachtigde van NDHK aan de gemachtigde van [eiseres] een concept vaststellingsovereenkomst gezonden. Daarover is tussen beide gemachtigden nader overlegd. Uiteindelijk bestond eind december 2005 in hoofdzaak nog discussie over de vraag of bij de berekening van de vergoeding rekening zou moeten worden gehouden met de jaarlijkse kerstgratificatie ter hoogte van een half maandsalaris en of [eiseres] nog 7,89 of 5,89 openstaande vakantiedagen had.
1.6 NDHK heeft daarop afgezien van het indienen van een pro-forma ontbindingsverzoek en heeft begin januari 2006 een ontbindingsverzoek ingediend, waarin geen vergoeding wordt aangeboden. [eiseres] heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd en verzocht om toekenning van een vergoeding op basis van factor C=2. In het verweerschrift wordt niet gesteld dat naar de mening van [eiseres] al overeenstemming was bereikt over een beëindigingsregeling op basis van C=1,25. [eiseres] heeft dit bij de mondelinge behandeling wel ter sprake gebracht.
1.7 De kantonrechter te 's-Gravenhage heeft bij beschikking van 9 maart 2006 de arbeidsovereenkomst tussen NDHK en [eiseres] ontbonden met ingang van 1 april 2006 met toekenning van een vergoeding aan [eiseres] van € 23.500 (C=1).
Daarbij heeft de kantonrechter overwogen dat de stelling van [eiseres] dat NDHK handelde in strijd met afspraken strekkende tot minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet is betrokken bij de vaststelling van de vergoeding, omdat omtrent die regeling inhoudelijk niets is gesteld en er geen stukken dienaangaande zijn overgelegd, terwijl NDHK betwist dat overeenstemming is bereikt. Eventuele aanspraken met betrekking tot de gestelde beëindigingsovereenkomst zouden in een bodemprocedure aanhangig gemaakt kunnen worden alwaar uitgebreide bewijslevering mogelijk is.
Vordering
2.1 [eiseres] vordert in de onderhavige procedure om NDHK bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven:
I. te veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst, meer in het bijzonder:
- tot het verschaffen van het definitieve getuigschrift (conform het geaccordeerde voorstel);
- tot betaling van de resterende schadeloosstelling ad € 5.750,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2005, subsidiair 27 december 2005, meer subsidiair 29 december 2005;
- tot betaling van een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand ad € 2.975 (incl. BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2005, subsidiair 27 december 2005, meer subsidiair 29 december 2005;
- tot het verschaffen van de reguliere eindafrekening, inhoudende uitbetaling van twee vakantiedagen, met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en het verschaffen van een bewijs dat NDHK aan haar pensioenverplichting heeft voldaan, op straffe van een dwangsom van € 200,--;
II te veroordelen om aan [eiseres] een specificatie van de eindafrekening te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 200,--;
III te veroordelen tot betaling van aanvullende schadevergoeding tot een bedrag van € 13.248,44,
met veroordeling van NDHK in de kosten van het geding.
2.2 [eiseres] legt aan haar vordering naast bovenstaande vaststaande feiten het navolgende ten grondslag.
2.3 Tussen partijen is overeenstemming bereikt over het voorstel, zoals door NDHK gedaan in de brief van 9 december 2005. De "voorwaarden" in het telefoongesprek tussen de gemachtigde van [eiseres] en de gemachtigde van NDHK van 16 december 2005 zijn geen voorwaarden, maar dienen slechts als een verzoek om uitdrukkelijke bevestiging van punten die partijen al waren overeengekomen en die [eiseres] erg belangrijk vond.
2.4 Uit het feit dat vervolgens een concept-beëindigingsovereenkomst is opgesteld kan niet worden afgeleid dat tussen partijen nog geen overeenstemming was bereikt. Die overeenstemming betrof ook de punten waarover na het opstellen van de beëindigingsovereenkomst discussie ontstond. NDHK was op basis van de overeenstemming gehouden om een reguliere eindafrekening op te stellen en dus om alle openstaande vakantiedagen te vergoeden. Verder hield de overeenstemming in dat [eiseres] een vergoeding zou krijgen op basis van factor C=1,25. Daarmee hebben partijen zich aangesloten bij de Aanbeveling Kring van Kantonrechters en dat betekent dat bij de berekening van de vergoeding rekening moet worden gehouden met alle vaste looncomponenten, waaronder de vaste kerstgratificatie.
2.5 Bij het verstrekken van een eindafrekening hoort ook het verstrekken van een overzicht dat en hoeveel NDHK ten behoeve van [eiseres] in de loop der jaren aan pensioen heeft opgebouwd, met name ook omdat getwijfeld moet worden of NDHK op dat punt aan haar verplichtingen heeft voldaan.
2.6 Uit het overzicht dat NDHK zelf aan [eiseres] heeft verstrekt op 10 oktober 2005 blijkt dat [eiseres] nog 7,89 vakantiedagen had. Omdat [eiseres] sindsdien ziek is geweest kan zij geen vakantiedagen hebben opgenomen.
2.7 [eiseres] heeft schade geleden doordat NDHK de beëindigingsovereenkomst niet is nagekomen. De schade die bedraagt € 11.102,84 ter zake van extra kosten voor rechtsbijstand in de ontbindingsprocedure en € 1.965,60, omdat zij een maand geen WW-uitkering heeft ontvangen doordat de fictieve opzegtermijn niet in acht genomen is. Verder moet NDHK aan [eiseres] vergoeden een leren schrijfmap (ter waarde van € 165,--) en een mousepad (ter waarde van € 15,--), waaraan [eiseres] gehecht was. Deze zijn door NDHK zoekgemaakt.
Verweer
3.1 NDHK voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring, althans tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. NDHK voert daartoe het volgende aan.
3.2 Tussen partijen is geen definitieve overeenstemming over een beëindigingsovereenkomst bereikt. Van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en van een verplichting tot het betalen van schadevergoeding is daarom geen sprake.
3.3 Omdat NDHK het ermee eens was dat de ontbindingsvergoeding gebaseerd zou zijn op een salaris van € 2.600,-- per maand, heeft de raadsman van NDHK een concept-beëindigingsovereenkomst opgesteld en de vergoeding berekend. Dit concept heeft hij bij brief van 19 december 2005 aan de raadsman van [eiseres] toegezonden. In die brief is uitdrukkelijk vermeld dat het voorstel werd gedaan onder voorbehoud van alle rechten en zonder dat daarop in rechte een beroep mag worden gedaan. Uiteindelijk is over die overeenkomst nooit overeenstemming bereikt. Partijen verschilden nog van mening over wezenlijke punten en hadden nog niet op alle punten overeenstemming bereikt. Dat geen overeenstemming is bereikt blijkt ook wel uit het feit dat [eiseres] in het verweerschrift daarvan geen melding heeft gemaakt.
3.4 De gevorderde kosten van rechtsbijstand heeft [eiseres] aan zichzelf te wijten. Volgens haar eigen stellingen was een overeenkomst gesloten. Anders dan volgens [eiseres] was overeengekomen heeft [eiseres] wel verweer gevoerd en een veel hogere vergoeding dan de overeengekomen vergoeding geëist. Bovendien betwist NDHK de hoogte en de redelijkheid van de kosten.
3.5 Nu partijen er in de concept-beëindiginsovereenkomst van uitgegaan waren dat de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2006 zou worden ontbonden heeft NDHK aan [eiseres] twee maandsalarissen ad in totaal € 3.640,-- bruto meer betaald dan was bedoeld. Dit bedrag moet in mindering komen op de door [eiseres] gevorderde schadevergoeding.
3.6 NDHK betwist dat zij een schrijfmap en een mousepad heeft zoek gemaakt. Op NDHK rust daarom geen verplichting om deze te vergoeden.
Beoordeling
4.1 Op of rond 16 december 2005 hebben partijen overeenstemming bereikt over de essentiële punten van een beëindigingsregeling en daarmee is een overeenkomst tot stand gekomen. Eventuele leemtes in die overeenkomst konden worden opgevuld aan de hand van de bedoelingen van partijen en de wet. Dat geldt onder meer voor de punten die bij het uitwerken van de overeenkomst aan de orde kwamen, zoals de berekening van de precieze hoogte van de vergoeding en het aantal openstaande vakantiedagen. De tussen partijen gesloten overeenkomst bood daarvoor voldoende houvast.
4.2 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat NDHK tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door niet tijdig een pro-forma ontbindingsverzoek in te dienen en door in plaats daarvan een procedure op tegenspraak te beginnen.
4.3 NDHK is gehouden om de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming aan [eiseres] te vergoeden.
4.4 Uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de schade is dat [eiseres] in dezelfde positie gesteld moet worden als waarin zij zich zou hebben bevonden indien NDHK de beëindigingsovereenkomst wel correct zou zijn nagekomen. Dat betekent dat de vorderingen tot betaling van de resterende schadeloosstelling ad € 5.750,-- toewijsbaar is, alsmede de door NDHK niet betwiste rente over dit bedrag vanaf 23 december 2005 tot de dag van betaling. De gevorderde wettelijke verhoging is niet toewijsbaar, omdat de schadeloosstelling geen loon is in de zin van art. 7:625BW.
4.5 Ook de gevorderde kosten rechtsbijstand van € 2.975 zijn toewijsbaar, alsmede de daarover gevorderde en niet betwiste wettelijke rente vanaf 23 december 2005.
4.6 Met betrekking tot de eindafrekening geldt dat NDHK in deze procedure niet betwist heeft dat [eiseres] nog recht heeft op uitbetaling van twee vakantiedagen, zodat ook deze vordering toewijsbaar is. Datzelfde geldt voor het gevorderde bewijs dat NDHK aan haar pensioenverplichting heeft voldaan. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat NDHK niet bereid zal zijn om zonder een dergelijk dwangmiddel aan dit vonnis te voldoen.
4.7 Gelet op de inhoud van het verzoekschrift kan [eiseres] niet worden tegengeworpen dat zij inhoudelijk verweer heeft gevoerd in de ontbindingsprocedure, zodat ook de gevorderde kosten van rechtsbijstand in deze procedure toewijsbaar zijn. Voor zover NDHK heeft bedoeld te betogen dat deze aan de eigen schuld van [eiseres] te wijten zijn, omdat [eiseres] niet in kort geding nakoming van de beëindigingsovereenkomst heeft gevorderd dan wel omdat zij in het verweerschrift geen melding heeft gemaakt van de overeenkomst, geldt dat dit betoog niet opgaat, omdat niet vast staat dat een dergelijke vordering in kort geding toegewezen zou zijn dan wel een hogere ontbindingsvergoeding zou zijn toegekend.
4.8 Wat de hoogte van de kosten van rechtsbijstand in de ontbindingsprocedure betreft geldt dat uit de door [eiseres] overgelegde producties blijkt dat deze lager zijn dan de gevorderde € 11.102,84. Voor de werkzaamheden tot en met 29 december 2005 heeft [eiseres] slechts recht op de overeengekomen vergoeding van € 2.975,--. De kosten verbonden aan de onderhavige procedure zijn evenmin toewijsbaar. Toewijsbaar zijn slechts de kosten verbonden aan de werkzaamheden van Mr Boer in de periode tussen 29 december 2005 en 29 maart 2006, die, blijkens de door [eiseres] als productie 18 bij de dagvaarding overgelegde specificatie van werkzaamheden € 4.040,-- bedragen. Dat is een redelijk bedrag, gelet op de verrichte werkzaamheden.
4.9 Nu, anders dan door partijen was overeengekomen, de arbeidsovereenkomst niet per 1 februari, maar per 1 april 2006 is ontbonden, heeft [eiseres] twee maanden meer salaris ontvangen dan zij bij correcte nakoming van de beëindigingsovereenkomst zou hebben ontvangen. Anders dan NDHK betoogt komen deze twee maandsalarissen echter niet in mindering op de door [eiseres] gevorderde schade, nu deze aan de toerekenbare tekortkoming van NDHK zelf te wijten is.
4.10 Aangenomen moet worden dat als NDHK de beëindigingsovereenkomst correct zou zijn nagekomen, de pro-forma ontbindingsprocedure voor 1 januari 2006 zijn afgewikkeld. [eiseres] zou dan niet geconfronteerd zijn met de fictieve opzegtermijn, zodat ook de door [eiseres] als gevolg hiervan geleden schade toewijsbaar is.
4.11 De door [eiseres] gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad van NDHK ter zake van de schrijfmap en mousepad is, in het licht van de gemotiveerde betwisting van NDHK, onvoldoende onderbouwd en daarom is haar vordering op dit punt niet toewijsbaar.
4.12 NDHK zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, met dien verstande dat een gedeelte van het griffierecht ad € 289,-- voor rekening van [eiseres] dient te blijven, nu [eiseres] de procedure heeft aangebracht bij de sector civiel van de Rechtbank te 's-Gravenhage en het door NDHK bij de sector civiel betaalde griffierecht van € 485,-- op de kostenveroordeling in mindering zal worden gebracht.
Beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt NDHK tot betaling van:
a) een bedrag van € 5.750,-- ter zake van de resterende schadeloosstelling, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2005 tot de dag van voldoening;
b) een bedrag van € 2.975,-- ter zake van kosten rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2005 tot de dag van voldoening;
c) een bedrag van € 4.040,-- ter zake van kosten rechtsbijstand in de ontbindingsprocedure;
d) een bedrag van € 1.965,60 ter zake van de niet-ontvangen WW-uitkering;
2. veroordeelt NDHK tot het verschaffen van:
a) de reguliere eindafrekening, inhoudende uitbetaling van twee vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 10 %, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2005 tot de dag der voldoening;
b) een bewijs dat aan de pensioenverplichting voor [eiseres] is voldaan;
3. veroordeelt NDHK in de kosten van het geding tot hiertoe aan de zijde van [eiseres]
vastgesteld op € 1.180,87, waarvan € 84,87 exploitkosten, € 196,-- griffierecht en € 900,--aan salaris gemachtigde. Op het bedrag van € 1.180,87 zal in mindering strekken het door NDHK betaalde griffierecht van € 485,--, zodat NDHK aan [eiseres] nog dient te betalen een bedrag van € 695,87.
4. wijst af het meer of anders gevorderde;
5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M.F. Baaij en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2007.