Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2020/2184 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking)
Bijlage III Specificaties voor de analyse van parameters
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2021
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2020, L 435 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 2020/2184)
- Inwerkingtreding
12-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2020, L 435 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 2020/2184)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
De lidstaten zorgen ervoor dat de analysemethoden die gebruikt worden voor monitoring en om aan te tonen dat wordt voldaan aan deze richtlijn, met uitzondering van de online analyse van de troebelingsgraad, worden gevalideerd en gedocumenteerd overeenkomstig EN ISO/IEC 17025 of andere gelijkwaardige op internationaal niveau erkende normen. De lidstaten zorgen ervoor dat laboratoria of door laboratoria gecontracteerde partijen methoden voor kwaliteitszorgsystemen hanteren die in overeenstemming zijn met EN ISO/IEC 17025 of andere gelijkwaardige op internationaal niveau erkende normen.
De lidstaten kunnen, om de gelijkwaardigheid van alternatieve methoden aan de methoden in deze bijlage te beoordelen, gebruikmaken van de als de norm inzake gelijkwaardigheid van microbiologische methoden vastgestelde norm EN ISO 17994, of, om de gelijkwaardigheid vast te stellen van methoden die op andere beginselen dan kweken zijn gebaseerd en daarmee buiten het toepassingsgebied van EN ISO 17994 vallen, van de norm EN ISO 16140 of andere soortgelijke internationaal aanvaarde protocollen.
Indien geen analysemethode bestaat die voldoet aan de minimale prestatiekenmerken van deel B, zorgen de lidstaten ervoor dat de monitoring wordt uitgevoerd met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken die geen buitensporige kosten meebrengen.
Deel A. Microbiologische parameters waarvoor analysemethoden gespecificeerd zijn
De analysemethoden voor microbiologische parameters zijn:
- a)
Escherichia coli (E. coli) en colibacteriën (EN ISO 9308-1 of EN ISO 9308-2);
- b)
intestinale enterokokken (EN ISO 7899-2);
- c)
telling kolonies of heterotroof kiemgetal bij 22 °C (EN ISO 6222);
- d)
Clostridium perfringens met inbegrip van sporen (EN ISO 14189);
- e)
Legionella (EN ISO 11731 voor naleving van de waarde in bijlage I, deel D);
voor risicogebaseerde verificatiemonitoring en ter aanvulling van de kweekmethoden kunnen bovendien andere methoden worden gebruikt, zoals ISO/TS 12869, snelle kweekmethoden, niet-kweekmethoden, en moleculaire methoden, met name qPCR;
- f)
somatische colifagen;
Voor operationele monitoring kan deel A van bijlage II, EN ISO 10705-2, en EN ISO 10705-3 worden gebruikt.
Deel B. Chemische en indicatorparameters waarvoor prestatiekenmerken gespecificeerd zijn
1. Chemische en indicatorparameters
Voor de parameters van tabel 1 van deze bijlage kunnen met de gebruikte analysemethode ten minste concentraties worden gemeten die gelijk zijn aan de parameterwaarde, met een bepalingsgrens, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie (1), van 30 % of minder van de desbetreffende parameterwaarde en een meetonzekerheid als aangegeven in tabel 1 van deze bijlage. Het resultaat wordt met ten minste evenveel significante cijfers uitgedrukt als de parameterwaarde genoemd in bijlage I, delen B en C, bij deze richtlijn
De in tabel 1 vermelde meetonzekerheid wordt niet gebruikt als bijkomende tolerantie voor de in bijlage I vastgestelde parameterwaarden.
Parameters | Meetonzekerheid (Zie opmerking 1) % van de parameterwaarde (behalve voor pH) | Opmerkingen |
---|---|---|
Aluminium | 25 | |
Ammonium | 40 | |
Acrylamide | 30 | |
Antimoon | 40 | |
Arseen | 30 | |
Benzo[a]pyreen | 50 | Zie opmerking 2 |
Benzeen | 40 | |
Bisfenol A | 50 | |
Boor | 25 | |
Bromaat | 40 | |
Cadmium | 25 | |
Chloride | 15 | |
Chloraat | 40 | |
Chloriet | 40 | |
Chroom | 30 | |
Koper | 25 | |
Cyanide | 30 | Zie opmerking 3 |
1,2-Dichloorethaan | 40 | |
Epichloorhydrine | 30 | |
Fluoride | 20 | |
HAA's | 50 | |
pH waterstofionenconcentratie | 0,2 | Zie opmerking 4 |
Ijzer | 30 | |
Lood | 30 | |
Mangaan | 30 | |
Kwik | 30 | |
Microcystine-LR | 30 | |
Nikkel | 25 | |
Nitraat | 15 | |
Nitriet | 20 | |
Oxideerbaarheid | 50 | Zie opmerking 5 |
Pesticiden | 30 | Zie opmerking 6 |
PFAS | 50 | |
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen | 40 | Zie opmerking 7 |
Seleen | 40 | |
Natrium | 15 | |
Sulfaat | 15 | |
Tetrachlooretheen | 40 | Zie opmerking 8 |
Trichlooretheen | 40 | Zie opmerking 8 |
Trihalomethanen — totaal | 40 | Zie opmerking 7 |
Totale organische koolstof (TOC) | 30 | Zie opmerking 9 |
Troebelingsgraad | 30 | Zie opmerking 10 |
Uraan | 30 | |
Vinylchloride | 50 |
2. Opmerkingen bij tabel 1
Opmerking 1: | Onder ‘meetonzekerheid’ wordt verstaan een niet-negatieve parameter die de spreiding karakteriseert van de kwantitatieve waarden die aan een te meten grootheid worden toegekend, gebaseerd op de gebruikte informatie. Het prestatiekenmerk voor meetonzekerheid (k = 2) is het in de tabel vermelde percentage van de parameterwaarde of een strengere waarde. De meetonzekerheid wordt geschat op het niveau van de parameterwaarde, tenzij anders vermeld. |
Opmerking 2: | Als niet aan de waarde van de meetonzekerheid kan worden voldaan, zou de beste beschikbare techniek moeten worden toegepast (tot 60 %). |
Opmerking 3: | Met deze methode wordt het totaal aan cyanide in elke vorm bepaald. |
Opmerking 4: | De waarde van de meetonzekerheid wordt uitgedrukt in pH-eenheden. |
Opmerking 5: | Referentiemethode: EN ISO 8467. |
Opmerking 6: | De prestatiekenmerken voor afzonderlijke pesticiden zijn indicatief. Lage waarden voor meetonzekerheid van 30 % zijn haalbaar voor meerdere pesticiden, terwijl hogere waarden tot 80 % kunnen worden toegelaten voor een aantal pesticiden. |
Opmerking 7: | De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 25 % van de parameterwaarde in bijlage I, deel B. |
Opmerking 8: | De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 50 % van de parameterwaarde in bijlage I, deel B. |
Opmerking 9: | De meetonzekerheid zou moeten worden geschat op het niveau van 3 mg/l van de totale organische koolstof (TOC). Voor de vaststelling van de onzekerheid van de testmethode worden de EN 1484-richtsnoeren voor het bepalen van de TOC en de opgeloste organische koolstof (DOC) gebruikt. |
Opmerking 10: | De meetonzekerheid zou moeten worden geschat op het niveau van 1,0 NTU (nefelometrische troebelingseenheid), overeenkomstig EN ISO 7027 of een andere gelijkwaardige standaardmethode. |
3. Som van PFAS
De volgende stoffen worden geanalyseerd op basis van de overeenkomstig artikel 13, lid 7, ontwikkelde technische richtsnoeren:
- —
Perfluorbutaanzuur (PFBA)
- —
Perfluorpentaanzuur (PFPeA)
- —
Perfluorhexaanzuur (PFHxA)
- —
Perfluorheptaanzuur (PFHpA)
- —
Perfluoroctaanzuur (PFOA)
- —
Perfluornonaanzuur (PFNA)
- —
Perfluordecaanzuur (PFDA)
- —
Perfluorundecaanzuur (PFUnDA)
- —
Perfluordodecaanzuur (PFDoDA)
- —
Perfluortridecaanzuur (PFTrDA)
- —
Perfluorbutaansulfonzuur (PFBS)
- —
Perfluorpentaansulfonzuur (PFPeS)
- —
Perfluorhexaansulfonzuur (PFHxS)
- —
Perfluorheptaansulfonzuur (PFHpS)
- —
Perfluoroctaansulfonzuur (PFOS)
- —
Perfluornonaansulfonzuur (PFNS)
- —
Perfluordecaansulfonzuur (PFDS)
- —
Perfluorundecaansulfonzuur
- —
Perfluordodecaansulfonzuur
- —
Perfluortridecaansulfonzuur
Deze stoffen worden gecontroleerd indien in de risicobeoordeling en het risicobeheer voor de onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten, uitgevoerd overeenkomstig artikel 8, wordt geconcludeerd dat ze in een bepaalde waterlevering kunnen voorkomen.
Voetnoten
Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36).