Vgl. HR 16 september 1994, LJN: ZC1450, NJ 1995/563, m.nt. GRdG; HR 19 december 2003, LJN: AL8544, NJ 2009/338.
HR, 01-06-2012, nr. 11/04736
ECLI:NL:HR:2012:BW1257
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
01-06-2012
- Zaaknummer
11/04736
- Conclusie
Mr. P. Vlas
- LJN
BW1257
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW1257, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑06‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW1257
ECLI:NL:HR:2012:BW1257, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑06‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW1257
- Vindplaatsen
Conclusie 01‑06‑2012
Mr. P. Vlas
Partij(en)
Zaak 11/04736
Mr. P. Vlas
Zitting, 6 april 2012 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[Verzoeker],
verzoeker tot cassatie
tegen
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie en Naturalisatiedienst),
verweerster in cassatie
(hierna: de Staat)
1.
2.
De vader van verzoeker, [betrokkene 1], is bij Koninklijk Besluit van 17 juni 1997 (hierna: het KB) genaturaliseerd. In dit KB is verder bepaald:
'Het Nederlanderschap is daarbij onthouden aan de minderjarige kinderen aan wie geen verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland, onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen en Aruba, is toegestaan.'
3.
Verzoeker is op [geboortedatum] 1990 geboren in Pakistan. Aan verzoeker is op 27 januari 2005 een Nederlands paspoort afgegeven. Op 1 juli 2005 is verzoeker ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie te Amsterdam. Op 28 juli 2009 is het Nederlands paspoort van verzoeker verlengd.
4.
Verzoeker heeft de rechtbank 's-Gravenhage verzocht vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat, doordat hem een Nederlands paspoort is verstrekt, de Staat de verwachting heeft gewekt dat hij het Nederlanderschap heeft verkregen. De Staat heeft daartegen verweer gevoerd.
5.
Bij beschikking van 28 juli 2011 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
6.
Verzoeker heeft (tijdig) cassatieberoep doen instellen. De Staat heeft verweer gevoerd.
7.
Het verzoekschrift bevat twee middelen. Middel 1 klaagt dat de rechtbank het recht heeft geschonden omdat de rechtbank niet, althans niet voldoende heeft gemotiveerd waarom verzoeker het Nederlanderschap heeft verkregen. In de toelichting op de klacht valt te lezen dat anders dan in de vaste jurisprudentie waar de rechtbank kennelijk op doelt, bij verzoeker tweemaal het vertrouwen is gewekt dat hij de Nederlandse nationaliteit had verkregen. Onder die omstandigheden mocht verzoeker er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij de Nederlandse nationaliteit had verkregen.
8.
De klacht faalt, omdat zij uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting. De rechtbank heeft - in cassatie niet bestreden - terecht geoordeeld dat de wijzen waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen limitatief zijn opgenomen in de RWN en dat daaronder - in cassatie evenmin bestreden - niet is begrepen de werking van enig beginsel van algemeen bestuur of het feit dat tot twee keer toe (abusievelijk) een Nederlands paspoort is verstrekt.1.
9.
Middel 2 klaagt - zo volgt uit de toelichting - dat nu de rechtbank zich weliswaar baseert op vaste jurisprudentie maar niet aangeeft op welke (vaste) jurisprudentie, onvoldoende is komen vast te staan op grond waarvan de rechtbank meent dat de wijzen waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen limitatief zijn opgenomen in de RWN.
10.
De klacht faalt. De klacht bestrijdt op zich niet dat de wijzen waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen limitatief in de wet zijn opgenomen en dat daaronder niet zijn begrepen de werking van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur noch het feit dat tot twee keer toe (abusievelijk) een Nederlands paspoort is verstrekt. De rechtbank heeft het op de laatstgenoemde omstandigheden gebaseerde beroep van verzoeker terecht afgewezen. Dat oordeel is ook voldoende gemotiveerd. Een rechterlijke beslissing moet tenminste zodanig zijn gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden - de hogere rechter daaronder begrepen - controleerbaar en aanvaardbaar te maken.2. Anders dan de klacht betoogt, brengt het motiveringsbeginsel niet met zich dat de rechter gehouden is de door hem toegepaste rechtsregels te motiveren.
11.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑06‑2012
Groene Serie, Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 230 Rv, aant. 8 (E.J. Numann); zie ook onder meer: HR 4 juni 1993, LJN: ZC0986, NJ 1993/659 m.nt. DWFV.
Uitspraak 01‑06‑2012
Partij(en)
1 juni 2012
Eerste Kamer
11/04736
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. C.A. Lucardie,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 380510/HA RK 10-648 van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 juli 2011.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 1 juni 2012.