Einde inhoudsopgave
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 3a.1.1 [Doventolk]
Geldend
Geldend vanaf 19-03-2020
- Bronpublicatie:
05-02-2020, Stb. 2020, 67 (uitgifte: 24-02-2020, kamerstukken: 35299)
- Inwerkingtreding
19-03-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2020, Stb. 2020, 93 (uitgifte: 18-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Maatschappelijke ondersteuning / Algemeen
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft tot taak personen met een auditieve beperking door middel van het bekostigen van tolkvoorzieningen te ondersteunen bij het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, mits deze personen ingezetenen van Nederland zijn of vreemdelingen behorende tot een categorie die daaraan bij algemene maatregel van bestuur is gelijkgesteld.
2.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kent, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, op aanvraag van een persoon als bedoeld in het eerste lid, van een instelling, van een gemeente of ambtshalve een tolkvoorziening toe en bekostigt die voor die personen, gemeenten of instellingen.
3.
Bij of krachtens de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
- a.
de omvang en de inhoud van de aanspraak, bedoeld in het tweede lid;
- b.
de voorwaarden waaronder de tolkvoorzieningen worden verleend;
- c.
de kwaliteitseisen van tolken.
4.
5.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de toekenning, bedoeld in het tweede lid weigeren, indien:
- a.
het na een eerdere herziening, intrekking of weigering van een toekenning op grond van het vierde lid, heeft vastgesteld dat:
- 1°
de persoon, bedoeld in het tweede lid, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid,
- 2°
de persoon niet voldoet aan de aan de tolkvoorziening verbonden voorwaarden, of
- 3°
de persoon de tolkvoorzieningen niet of voor een ander doel gebruikt;
- b.
de persoon, bedoeld in het tweede lid, aanspraak kan maken op tolkvoorzieningen die zijn getroffen op grond van de Participatiewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet overige OCW-subsidies of in verband met werkzaamheden als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorzieningen die aanspraak op ondersteuning bij de deelname aan onderwijs of arbeidsinschakeling of -ondersteuning betreft.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de vergoeding van de tolk.