Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.3.16 (overname strafvervolging bij terrorisme)
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
07-10-2020, Stb. 2020, 396 (uitgifte: 23-10-2020, kamerstukken: 35382)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-03-2021, Stb. 2021, 188 (uitgifte: 19-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Een verzoek tot uitlevering van een zich hier te lande bevindende persoon, die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens een strafbaar feit, bedoeld in een van de in het tweede lid genoemde bepalingen van verdragen, wordt, indien dat verzoek afkomstig is van een staat die gebonden is aan de bepalingen van het desbetreffende verdrag en indien de uitlevering bij rechterlijke uitspraak ontoelaatbaar is verklaard of het verzoek bij ministeriële beschikking wordt afgewezen, beschouwd als een ingewilligd verzoek tot strafvervolging.
2.
Het eerste lid heeft betrekking op strafbare feiten, bedoeld in:
- –
artikel 1 van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme (Trb. 1977, 63);
- –
artikel 2 van het Verdrag ter bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb. 1999, 161);
- –
artikel 2 van het Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12);
- –
de artikelen 5, 6, 7 en 9 van het Europees Verdrag ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34);
- –
de artikelen 2 tot en met 6 van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180).
3.
Op een verzoek als bedoeld in de laatste zinsnede van het eerste lid is het bepaalde in artikel 5.3.7, eerste lid, aanhef en onder a, niet van toepassing.
4.
Voorts is het bepaalde in artikel 5.3.7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, niet van toepassing op verzoeken gegrond op het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme en op de Overeenkomst betreffende de toepassing van dat Verdrag tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen (Trb. 1980, 14), op het Verdrag ter bestrijding van terroristische bomaanslagen, op het Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, op het Europees Verdrag ter voorkoming van terrorisme en op het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180).