Rb. Haarlem, 22-02-2007, nr. AWB 06/3303
ECLI:NL:RBHAA:2007:BA0209
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
22-02-2007
- Zaaknummer
AWB 06/3303
- LJN
BA0209
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2007:BA0209, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 22‑02‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTFR 2007/537
Uitspraak 22‑02‑2007
Inhoudsindicatie
Motorrijtuigenbelasting. De taxameter van een taxi is een gegevensdrager als bedoeld in art. 52 AWR. Door het nullen (verwijderen van de gegevens) van de taxameter en voorts iedere andere vastlegging van deze primaire gegevens achterwege te laten, is niet voldaan aan de bewaarplicht. Dit heeft tot gevolg dat het beroep ongegrond is, tenzij blijkt dat de uitspraak op bezwaar onjuist is (art. 27e AWR)
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3303
Uitspraakdatum: 22 februari 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Z, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 23 september 2000 tot en met 19 augustus 2001 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.087 met een verhoging van de nageheven belasting van 100 %.
1.2. Eiser heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de in de naheffingsaanslag begrepen verhoging gehalveerd tot € 543 en de aanslag voor het overige gehandhaafd.
1.3. Eiser is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Bij het onderzoek ter zitting van 25 januari 2007 te Haarlem zijn verschenen en gehoord eiser en zijn mede-directeuren A en B, alsmede C namens verweerder, tot bijstand vergezeld van D.
1.5. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder nummer AWB 06/3301, 06/3302 en 06/3300.
2. Feiten
2.1. Eiser is taxichauffeur te Amsterdam en gedurende het naheffingstijdvak directeur van E B.V. (hierna: de B.V.). De andere directeuren van de B.V. zijn A en B. De B.V. is vennoot van de VOF F welke gedurende het naheffingstijdvak een taxionderneming exploiteerde.
Voor de taxionderneming werd gebruik gemaakt van een Mercedes Benz E300 turbodiesel Avantgarde personenauto met kenteken AA-BB-00 (hierna: de auto). Eiser is in de onder-havige periode houder en bestuurder geweest van de auto. De drie directeuren van de B.V. zijn gedurende het naheffingstijdvak mede-bestuurder van de auto geweest.
2.3. Op verzoek van eiser is met toepassing van artikel 72, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) voor de auto gedurende de onderha-vige periode vrijstelling van motorrijtuigenbelasting verleend.
2.2. Bij eiser is in het voorjaar van 2003 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek uitgebrachte rapport (toegevoegd als bijlage 1 bij het verweerschrift) is, voor zover hier van belang, onder punt 3.2 vermeld:
“Uit aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens is gebleken dat in de auto met het kenteken AA-BB-00 een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. Als de kilometer-tel-leronderbreker tijdens het rijden is ingeschakeld blijven de kilometerteller, de snelheidsmeter en de dagteller normaal doorlopen. Pas na afloop van het gebruik van de onderbreker springt de kilometerstand terug naar de beginstand bij het inschakelen van de onderbreker. (…)”
Op basis van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag en boetebeschikking opgelegd.
2.3. In diverse door verweerder overgelegde processen-verbaal van de Rijksverkeersinspectie wordt door taxichauffeurs verklaard dat een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) in hun taxi is ingebouwd en dat dit bij 90 % van de Amsterdamse taxi’s het geval is.
2.4. Eiser heeft op 25 juni 1998 bij G (hierna: G) een taxameter in de auto laten inbouwen.
Tot de gedingstukken behoren kopieën van bladzijden uit de bedrijfsagenda van G.
Op de bladzijde van 25 juni 1998 is vermeld (voor zover hier van belang):
“Inb meter
stinger
div
E
06 00 00 00 00
E 300”
Op de bladzijde van 6 september 2000 is vermeld:
“E 300 TD probleem 06 00 00 00 00
E”
Op de bladzijde van 20 september 2000 is vermeld:
“merc terug zetten”
2.5. Tot de gedingstukken behoort voorts een uitdraai uit het verkoopboek van G waarin de werkzaamheden van 25 juni 1998 ingeboekt staan voor een bedrag van fl. 652.51 exclusief omzetbelasting.
Ter zitting heeft eiser, in reactie op daartoe gestelde vragen van de rechtbank, verklaard dat het in de agenda van G genoteerde telefoonnummer 06 00 00 00 00, welke op naam staat van A, het zakelijk nummer is van de taxionderneming.
Voorts heeft eiser ter zitting verklaard dat een standaard taxi pakket, bestaande uit het inbou-wen en keuren van een taxameter en een mobilofoon en het aanbrengen van een daklicht, ongeveer tussen de fl. 600 en fl. 750 inclusief omzetbelasting bedraagt.
2.6. In als bijlage 65 bij het verweerschrift overgelegde processen-verbaal van FIOD Vestiging Z en regiopolitie Z in verband met onderzoek naar mogelijke fraude binnen de taxibranche is door de eigenaar en medewerkers van het bedrijf dat zich bezighield met het inbouwen van taxameters onder meer verklaard:
“De omzet van de kilometertelleronderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of
diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometertelleronderbrekers kochten zich
niet bekend wilde maken of wilde worden...
(...)
Door (...) werden er in de jaren 1997, 1998 en 1999 gemiddeld zo’n zeven kilometer-onder-brekers per week ingebouwd. Zeker weten doe ik dit niet. Het kunnen er ook meer geweest zijn. In ieder geval minder dan zeven zullen het er in ieder geval niet geweest zijn.”
(…)
Uit het onderzoek ingesteld naar de administratie, zoals afsprakenagenda’s en facturen, van
(---) over de jaren 1999 en 2000 is naar voren gekomen dat een afspraak voor de inbouw van een kilometertelleronderbreker in de afsprakenagenda van (---) werd geboekt onder de term “diverse”. In een later stadium werd de inbouw van kilometertelleronderbrekers veelal met geel gearceerd. Omdat men bang was dat dit op zou vallen, zijn er na verloop van tijd ook andere afspraken met geel gearceerd.
(…)
verklaart op 5 december 2000 over het boeken van afspraken met betrekking tot de inbouw van kilometertelleronderbrekers (pv-code V04/01): “Dit gebeurde onder andere onder de post diversen..”
en op 23 februari 2001 verklaart (---) hieromtrent (pv-code V04/04): “De omzet van de kilometerteller-onderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometeronderbrekers kochten zich niet bekend wilde maken of wilde worden...” en: “Uit de door u getoonde agenda’s is heel moeilijk vast te stellen wat betrekking heeft op de verzwegen omzet. Dit zou dan moeten gebeuren aan de hand van de uitgeschreven bonnen. Zoals al eerder heb verklaard is de omzet alleen te halen uit de administratie vermeld onder het hoofd Diversen...”
2.7. In het verweerschrift, onder verwijzing naar het opgemaakte controlerapport, is vanaf punt 5.55 tot en met 5.69 (die zien op de onderhavige periode) een reeks van vastleggingen opgesomd waarbij een verschil is geconstateerd tussen enerzijds de op de rittenkaarten opgenomen kilometerstand en anderzijds de kilometerstand (op de desbetreffende dag) zoals genoteerd op garagenota’s en de nationale autopas.
Daarnaast heeft verweerder de gegevens overgelegd ten aanzien van een aantal waarnemin-gen door de belastingdienst van passagiers in de auto (uitstappen van een passagier op de H-kade, instappen van een passagier bij het I-Station, het rijden van de auto op de H-kade richting J-tunnel) terwijl de desbetreffende rit naar de mening van verweerder niet is vermeld op de rittenkaart.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de naheffingsaanslagen met verhoging terecht zijn opgelegd, meer in het bijzonder of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de auto voor ten minste 90 procent voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt.
3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding alsmede naar hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht.
3.3. Eiser concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag.
Verweerder concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. In artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet MRB is bepaald dat onder de naam ‘motorrijtuigenbelasting’ een belasting wordt geheven ter zake van het houden van - onder meer - een personenauto.
Artikel 6 Wet MRB houdt in dat de belasting voor een personenauto wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. Blijkens artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wet MRB wordt een motorrijtuig gehouden door degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet.
4.2. Artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel n, van de Wet MRB (tekst tot en met 2000) houdt in dat vrijstelling van belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt verleend voor motorrijtuigen die blijkens een ingevolge de Wet personenvervoer afgegeven vergunning, dan wel voor zover afgegeven een vergun-ningbewijs, zijn bestemd om daarmee als personenauto openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten en daarvoor geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt. De hiervoor genoemde voorwaarden en beperkingen zijn gesteld in het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het Besluit).
In artikel 23, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit is bepaald dat vrijstelling van belasting wordt verleend voor motorrijtuigen die blijkens een ingevolge de Wet personen-vervoer afgegeven vergunning, dan wel voor zover afgegeven een vergunningbewijs, zijn bestemd om daarmee als personenauto openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten en daarvoor geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt, indien een verklaring wordt overge-legd van de exploitant van het motorrijtuig dat het motorrijtuig geheel of nagenoeg geheel wordt gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer.
4.3. Eiser, die zich op het standpunt stelt dat de auto niet in privé is gebruikt, dient aannemelijk te maken dat de auto geheel of nagenoeg geheel, dat wil zeggen voor ten minste 90 procent, voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt. Eiser ontkent dat een kto in de auto is ingebouwd.
4.4. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen, er van uitgaande dat in de auto een kto is aangebracht. De bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van een kto in de auto rust, tegenover de ontkenning door eiser, op verweerder.
4.5. Voor de rechtbank staat vast dat (op de gronden zoals weergegeven in de uitspraak op het beroep tegen de naheffingsaanslag Belasting van personenauto's en motorrijwielen met nummer 06/3300) op 25 juni 1998 in de auto van eiser een kto is ingebouwd.
De rechtbank volgt voorts de stelling van verweerder (onder verwijzing naar de kopie van de bladzijde van 6 september 2000 van de agenda van G en de geplande inbouw van een nieuwe kilometerteller door de Mercedesdealer op 12 september 2000) dat op 6 september 2000 de kto bij G weer is uitgebouwd.
Nu eiser steeds het standpunt heeft ingenomen dat in de auto nooit een kto is ingebouwd, is tussen partijen alsdan niet in geschil dat vanaf 6 september 2000 geen kto in de auto is ingebouwd.
4.6. Op verweerder rust dan de bewijslast, aannemelijk te maken dat na 12 september 2000 (de dag dat door de Mercedes dealer een nieuwe kilometerteller is ingebouwd) in de auto wederom een kto is ingebouwd.
4.7. Verweerder is in de op hem rustende bewijslast, naar het oordeel van de rechtbank, niet geslaagd.
De omstandigheid dat op de bladzijde van 20 september 2000 van de agenda van G is vermeld: “merc terug zetten”, is daartoe onvoldoende. Zo er al sprake is van een terugzetten van een kto in een Mercedes (de afkorting ‘merc’ en het geel arceren van deze notitie zou daar op duiden) ontbreekt iedere relatie met de auto of de persoon van eiser of een van zijn mede-directeuren, zoals een telefoon-nummer, het taxinum-mer, het kenteken, een naam, een adres, of anderszins. De enkele omstandigheid dat de datum van 20 september kort volgt op de datum van inbouw van een nieuwe kilometerteller door de dealer, is onvoldoende.
Aan verweerder kan worden toegegeven dat het zeer wel mogelijk is, dat de notitie in de agenda van G ziet op het terugplaatsen in de auto van de op 6 september 2000 uitge-bouwde kto. Echter, meer dan een mogelijkheid (zeker nu in Z meer Mercedes personenauto’s rond rijden die voor taxivervoer worden ingezet, zoals eiser onweersproken heeft gesteld) is dit niet.
Nu verweerder - tegenover de betwisting door eiser - met het slechts formuleren van een hypothese niet voldoet aan de op hem rustende bewijslast, gaat de rechtbank er van uit dat sedert 6 september 2000 in de auto geen kto meer is ingebouwd.
4.8. Ten aanzien van de stelling van verweerder, dat eiser met het niet bewaren van een deel van zijn administratie (in het bijzonder de gegevens zoals vastgelegd door de taxameter) niet heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelas-tin-gen (hierna: AWR), overweegt de rechtbank als volgt.
4.9. In artikel 52 van de AWR (tekst voor het jaar 2000) is ten aanzien van het bijhouden en bewaren van een administratie bepaald:
1. Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit blijken.
2. Administratieplichtigen zijn:
a. lichamen;
b. natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen;
(...)
3. Tot de administratie behoort hetgeen ingevolge andere belastingwetten wordt bijgehouden, aangetekend of opgemaakt.
4. Administratieplichtigen zijn verplicht de in de voorgaande leden bedoelde gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.
5. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
6. De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
4.10. De in de auto ingebouwde taxameter registreert de gedurende een taxirit verreden kilometers en de aan de klant in rekening te brengen prijs. Deze registratie is van buitenaf op de taxameter zichtbaar, hetgeen de klant ook de gelegenheid geeft de hem in rekening gebrachte prijs te controleren. Op basis van deze registratie wordt door eiser de omzet op de rittenkaart ingevuld.
De mogelijkheid bestaat om op ieder gewenst moment, per rit dan wel dagelijks na afloop van een dienst, de door de taxameter geregistreerde gegevens (met behulp van een aan te sluiten printer) af te drukken op een papieren uitdraai. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van een dergelijke printer.
Op de rittenkaart vult eiser naast het voor iedere rit in rekening gebrachte bedrag en de daarbij behorende adresgegevens, ook de stand in van de kilometerteller bij aanvang van de dienst en bij het beëindigen van de dienst. Deze door eiser ingevulde rittenkaar-ten vormen vervolgens (na totalisering van de daggegevens) de basis van de door eiser, in zijn resultaten-rekening en bij de belastingaangifte, verantwoorde omzet.
De taxameter voorziet in de mogelijkheid, door het eenvoudigweg indrukken van een knop op de meter, de tot dan toe zichtbaar geregistreerde gegevens te wissen. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘nullen’ van de taxameter, de stand van de meter staat dan weer op ‘nul’. Eiser heeft verklaard dat na afloop van iedere dienst de taxameter werd genuld, teneinde de opvolgende chauffeur in staat te stellen te beginnen met een ‘schone’ taxameter. In de aanvulling op het beroepschrift wordt dit als volgt omschreven:
“Het is gezien het voorstaande gebruikelijk dat de gegevens van de taxameter worden overgenomen op de rittenkaarten en deze vervolgens te nullen”
Door het nullen worden de (van buitenaf zichtbaar) geregistreerde gegevens verwijderd.
4.11. Naast het standaard van buitenaf zichtbaar registreren van de verreden kilometers en de in rekening gebrachte rittenprijs, bestaat de mogelijkheid (zo heeft verweerder onweer-spro-ken gesteld, onder verwijzing naar de bij het verweerschrift gevoegde kopieën van gebruiks-aanwijzingen van diverse merken taxameters) om de door de taxameter geregistreerde gegevens op te laten slaan in een achter-lig-gend intern geheugen. Afhankelijk van het soort taxameter kunnen gegevens tot maximaal 999.999 ritten worden opgeslagen. In het verweer-schrift (ter zake van de naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen waarnaar in het verweerschrift inzake de onderhavige naheffingsaanslag wordt verwezen) op bladzijde 21 wordt dit als volgt omschreven:
“Samengevat komt het bovenstaande er op neer dat de taxameter in beginsel een veelheid van gegevens kan verstrekken en dat deze kunnen worden bewaard en geprint”
De mogelijkheid bestaat om de in het intern geheugen opgeslagen gegevens (die ook na het dagelijks nullen bewaard zijn gebleven) af te lezen dan wel (met behulp van een aan te sluiten printer) af te drukken op een papieren uitdraai.
Het registreren van de gegevens op het intern geheugen, moet door de gebruiker apart worden ingesteld op de taxameter. Eiser heeft verklaard dat van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt.
Indien aldus de gegevens van de taxameter in het intern geheugen worden bewaard, voorziet de taxameter nog in de mogelijkheid om deze intern vastgelegde gegevens weer te wissen. Voor dit wissen is een apart uit te voeren handeling nodig die in het navolgende door de rechtbank zal worden aangeduid als ‘dubbelnullen’.
4.12. Het nullen van de taxameter is te vergelijken met het indrukken van een ‘dagteller’ zoals die wel is aangebracht bij een kilometerteller in een personenauto (een aparte kilome-terteller die meeloopt met de standaard kilometerteller en door het indrukken van een knop kan wordt teruggezet tot nul opdat op eenvoudige wijze de verreden kilometers per dag of per rit kunnen worden afgelezen).
Het dubbelnullen is dan te vergelijken met geheel tot nul terugbrengen van de standaard kilometerteller, een handeling waartoe de normale gebruiker van een personenauto niet in staat is.
Eiser heeft verklaard dat dagelijks na afloop van de dienst de taxameter werd genuld. Van de mogelijkheid tot dubbelnullen is geen gebruik gemaakt, omdat de taxameter niet stond ingesteld op het vastleggen van de gegevens in het intern geheugen.
4.13. Voor een taxionderneming vervult de taxameter dezelfde rol als een kassa in een winkel. Op de taxameter wordt de aan de klant in de rekening te brengen prijs afgelezen en vervolgens vastgelegd op een rittenkaart. De taxameter kan desgewenst, zo heeft verweerder onweersproken verklaard, aangesloten worden op een printer, waarmee de klant desgewenst een bonnetje of uitdraai kan worden verstrekt, gelijk ook gebruikelijk is bij de kassa in een winkel.
Alsdan is de taxameter, naar het oordeel van de rechtbank, aan te merken als een tot de administratie van eiser behorende gegevens-drager in de zin van artikel 52 van de AWR. Eiser - dan wel de BV die in VOF verband de taxionderneming exploiteert, maar waarvoor eiser als directeur en aandeelhouder ook verantwoordelijkheid draagt - is op grond van artikel 52, lid 4 en lid 6 van de AWR gehouden deze gegevens-drager (inclusief de daarop vastgelegde gegevens) gedurende zeven jaar en zodanig te bewaren dat controle door de belastingdienst binnen een redelijke termijn mogelijk is.
4.14. Eiser heeft er niet voor gekozen om een printer aan te schaffen, waarmee na iedere rit of dagelijks of (na het standaard door eiser dagelijks nullen, maar dan met behulp van het intern geheugen) een periodieke uitdraai per maand of per jaar had kunnen worden gemaakt waarna de uitdraai toegevoegd had kunnen worden aan de administratie.
Eiser heeft evenmin, zo is tussen partijen niet in geschil, de door de taxameter geregistreerde gegevens overgebracht op een andere gegevensdrager zoals bedoeld in artikel 52, lid 5 van de AWR.
Eiser heeft voorts de taxameter niet dusdanig ingesteld dat de gegevens in het intern geheugen worden opgeslagen waarna deze gegevens alsnog hadden kunnen worden afgelezen.
4.15. In ieder geval staat vast dat na het dagelijks nullen door eiser en zijn mede-chauffeurs de primaire registratie van verreden kilometer en in rekening gebrachte omzet zoals vast-gelegd door de taxameter, op geen enkele wijze bewaard is gebleven.
4.16. Eiser heeft als verklaring voor dit verwijderen van de geregistreerde gegevens aangevoerd dat het nullen nodig was om verwarring te voorkomen met de door de opvolgende chauffeur op te maken rittenkaarten. In de aanvulling op het beroepschrift wordt dit als volgt omschreven:
“Hiermee wordt voorkomen dat de gegevens van verschillende chauffeurs met elkaar vermengd raken”.
De rechtbank merkt allereerst op dat niet goed valt in te zien, dat een dergelijke vermenging niet op eenvoudige wijze voorkomen kan worden door tussen de chauffeurs onderlinge afspraken te maken. Nu het nullen, zo begrijpt de rechtbank, alleen werd gedaan aan het einde van een dienst was het nullen klaarblijkelijk niet nodig om vermenging bij dezelfde chauffeur binnen één dienst te voorkomen. Niet goed valt in te zien dat het nullen tussen twee diensten dan wèl noodzakelijk was om verwarring te voorkomen. In ieder geval is de noodzaak van het nullen met deze verklaring van eiser, niet aannemelijk geworden.
Echter, ook als eiser zou kunnen worden gevolgd in zijn stelling dat het nullen nodig was om vermenging te voorkomen, had het op zijn weg gelegen om de primaire vastleggingen van de taxameter op enigerlei wijze vast te leggen, zoals het printen dan wel op te laten nemen in het intern geheugen van de taxameter.
De stelling van eiser dat hij niet op de hoogte was van het printen dan wel van de mogelijk-heid om het intern geheugen te gebruiken acht de rechtbank niet geloofwaardig, gelet op de centrale rol van de taxameter in het bedrijf van eiser en de mogelijkheid om zich middels de gebruiksaanwijzing van de taxameter, de fabrikant of de installateur, collega taxichauffeurs dan wel de beroepsorganisatie of de taxicentrale terzake te laten voorlichten. Maar ook als eiser gevolgd zou moeten worden in zijn stelling dat hij niet van bedoelde opties op de hoogte was, kan hem dat niet baten omdat deze onwetendheid het bewust wissen van door de taxameter geregistreerde primaire gegevens niet rechtvaardigt.
4.17. Door te nullen (waarvan de noodzaak naar het oordeel van de rechtbank niet aanneme-lijk is gemaakt) en voorts iedere andere vastlegging van de primaire gegevens achterwege te laten door geen uitdraai te maken met behulp van een printer danwel de gegevens (hoewel dit op technisch vrij eenvoudige wijze uit te voeren zou zijn geweest) in het intern geheugen te laten opnemen, heeft eiser niet voldaan op de op hem rustende verplichting om de automa-tisch door de taxameter gegenereerde gegevens te bewaren.
Zulks klemt te meer nu de taxameter, gelet op het gebruik bij het afrekenen met de klant en het belang van de verreden kilometers en in rekening gebrachte ritprijs, en bij gebreke aan iedere andere vastlegging van deze primaire gegevens, in een taxi een centrale en cruciale plaats inneemt.
De rechtbank benadrukt in dit verband dat het bij de registratie door de taxameter gaat om het vastleggen van de primaire gegevens, in tegenstelling tot de door eiser ingevulde ritten-kaart. Op de rittenkaart worden slechts de eerder door de taxameter geregistreerde primaire gegevens met een aparte door eiser uit te voeren handeling op een andere gegevens-drager genoteerd. Door het nullen van de taxameter is iedere mogelijkheid om de primaire registratie van de taxameter aan te sluiten bij de door eiser ingevulde rittenkaarten (een secundaire registratie) en eventueel de kilometeradministratie, geheel komen te vervallen.
4.18. Nu niet is voldaan aan de verplichtingen zoals geformuleerd in artikel 52 van de AWR zal de rechtbank overeenkomstig artikel 27e van de AWR het beroep ongegrond verklaren, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is.
De rechtbank acht in dit verband van belang dat het in dezen niet gaat om het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting van artikel 47 van de AWR en de op eiser rustende bewijslast ten aanzien van feitelijke omstandigheden (Hoge Raad van 3 februari 2006, BNB 2006/205) maar om de administratiever-plichting van artikel 52 van de AWR en de mogelijkheid van verweerder om deze administratie te controleren en desgewenst aan deze administratie informatie te ontlenen.
4.19. De omstandigheid dat de taxameter de verreden kilometers (mede) registreert ten behoeve van de bescherming van de consument (die aldus de gevraagde ritprijs zelf kan controleren) en overigens voldaan is aan de eisen ingevolge de Taxiverordening en het Besluit chauffeursvergunningen, doet aan dit oordeel niet af. Dat in deze verordening en dit besluit een minder vergaande bewaarplicht is opgenomen, staat aan de plicht voor eiser tot het nakomen van het gestelde in artikel 52 van de AWR, niet in de weg.
4.20. Gelet op het bovenstaande rust op eiser de zware bewijslast om te doen blijken dat de bestreden uitspraak onjuist is.
4.21. Eiser heeft, ter verklaring van de onder 2.7 geconstateerde verschillen, als bijlage bij het beroepschrift een kilometeradministratie overgelegd. Met deze achteraf, naar aanleiding van het ingestelde boekenonderzoek bij eiser, door adviseur K opgestelde kilometer-administratie, voldoet eiser niet aan de op hem rustende bewijslast.
Nog daargelaten dat aan een achteraf opgemaakte kilometeradministratie slechts zeer beperkte bewijskracht kan worden ontleend, geeft K geen of onvoldoende verklaring voor bedoelde constateringen. Zo wordt geen verklaring gegeven voor de passagiers die bij een controle door de belasting-dienst zijn waargenomen maar niet vermeld staan op de rittenkaarten. Ten aanzien van de verschillen tussen de op de rittenkaarten genoteerde kilometerstanden en de op de garagenota’s en de nationale autopas genoteerde kilometer-standen, beperkt K zich veelal tot de stelling dat verreden kilometers naar de garage of naar het privéadres van een mede-chauffeur per abuis niet vermeld staan op de rittenkaart.
Nog daargelaten dat ook dergelijke kilometers correct geregistreerd moeten worden om tot een sluitende kilometeradministratie te komen, stelt de rechtbank vast dat ook K constateert dat op een groot aantal dagen de vereiste aansluiting ontbreekt.
Gelet op het bovenstaande voldoet eiser, met de achteraf opgemaakte kilometeradministratie van K, niet aan de op hem rustende (zware) bewijslast.
4.22. De enkele omstandigheid dat eiser samen met twee andere chauffeurs en in steeds wisselende dien-sten de onderhavige auto als taxi hebben gebruikt, is evenmin voldoende om te conclu-deren dat de auto voor ten minste 90 % als taxi is gebruikt.
Zoals eiser ter zitting heeft verklaard leidt het aangehouden dienstrooster er niet toe dat de auto volcontinue is gebruikt, dat wil zeggen zeven dagen in de week en 24 uur per dag. Daarnaast heeft eiser verklaard dat in de vakanties geen vervanger wordt aangetrokken, zodat zowel tussen de diensten in, als in vakantieperiodes de mogelijkheid bestaat om de auto daadwerkelijk in privé te gebruiken.
4.23. Eiser heeft, bij gebreke aan een sluitende en betrouwbare kilometeradministratie, naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de op hem rustende zware bewijslast om te doen blijken dat de bestreden uitspraak onjuist is.
De rechtbank voegt hier aan toe dat, ook als eiser alleen zou hebben te voldoen aan de normale bewijslast zijnde het aannemelijk maken dat de auto voor ten minste 90 % als taxi is gebruikt, hij - gelet op het bovenstaande - evenmin zou zijn geslaagd in de op hem rustende bewijslast.
4.24. Wat de boete betreft overweegt de rechtbank dat aannemelijk is dat eiser opzettelijk om de niet nader te onderbouwen teruggaaf van BPM heeft verzocht, waardoor hij tot een te hoog bedrag aan teruggaaf ontving. Dit rechtvaardigt in beginsel een boete van 100%.
Na bezwaar heeft verweerder de boete verminderd tot 50% van de aanvankelijk opgelegde boete en heeft hij aldus rekening gehouden met het repeterende karakter daarvan in diverse met de onderhavige naheffingsaanslag samenhangende zaken.
De rechtbank acht de resterende boete van 50 % in beginsel onder de gegeven omstandig-heden passend en geboden. Echter, gelet op het tijdsverloop tussen het aankondigen van de boete en de uitspraak van deze rechtbank, dient een verdere verlaging te worden toegepast van vijf procentpunt tot 40%.
4.25. Het beroep van eiser is in zoverre gegrond, dat de boete dient te worden verminderd tot 20% van het nageheven bedrag.
5. Proceskosten
Voor een aparte vergoeding voor proceskosten ziet de rechtbank, gelet op de in de zaak met nummer 06/3300 toegekende vergoeding, geen aanleiding.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen de boete;
- vernietigt in zoverre de uitspraak van verweerder en verlaagt de opgelegde boete tot 40% van het nageheven bedrag;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 februari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr A.M. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van
mr L.H.W. Verdegaal, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.