Rb. Midden-Nederland, 27-11-2020, nr. C/16/512285 / FA RK 20-6445
ECLI:NL:RBMNE:2020:5435
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
27-11-2020
- Zaaknummer
C/16/512285 / FA RK 20-6445
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2020:5435, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 27‑11‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
Uitspraak 27‑11‑2020
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/512285 / FA RK 20-6445
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 27 november 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1987, te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [adres] , [postcode] , [woon- en verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S. Makhloufi.
1. Procesverloop
1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 november 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 3 november 2020;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 november 2020, in het gebouw van de rechtbank.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- mevrouw [A] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige,
- mr. S. Makhloufi, de advocaat.
1.4.
De advocaat van betrokkene heeft verklaard dat betrokkene niet op de zitting zal
verschijnen, omdat hij moet werken. De rechtbank concludeert hieruit dat betrokkene afstand heeft gedaan van het recht te worden gehoord.
1.5.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.6.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per beveiligde mail aan de advocaat van betrokkene, de zorgaanbieder en de officier van justitie een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.
2. Beoordeling
2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vormen van a en h ook ambulant worden toegepast. Het gaat dan om het zich houden aan de medicatie voorschriften en aan de afspraken met het ambulante team. De overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
Gezien de ernstig agressie tijdens de vorige opname van betrokkene in 2018 en de strafbare feiten die hieruit zijn voortgevloeid, verzoekt de geneesheer directeur om in de zorgmachtiging tevens de mogelijkheid op te nemen om betrokkene conform artikel 6:4 lid 3 Wvggz over te kunnen plaatsen naar een instelling als bedoeld in artikel 3:1 lid 1 of artikel 3:3 lid 1 van de Wfz , indien de geneesheer directeur dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie. De duur van een tijdelijke overplaatsing wordt beperkt tot acht weken.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene is van oordeel dat hij zonder zorgmachtiging kan. Hij is in staat en bereid om mee te werken aan de behandeling. Op het moment ontvangt hij een depot, waardoor zijn angsten worden afgevlakt. Uit het verleden is gebleken dat betrokkene zelf de zorgaanbieder benadert op de momenten dat het niet goed gaat met hem.
Subsidiair verzoekt de advocaat de zorgmachtiging te beperken tot zes maanden. Hoewel het op het moment wat minder goed gaat met betrokkene, gaat het over het algemeen goed. Ten aanzien van het verzoek van de geneesheer directeur om betrokkene over te mogen plaatsing naar een instelling met een hoger beveiligingsniveau, indien de veiligheid daarom vraagt, stelt de advocaat dat de overplaatsing in het kader van het strafrechtelijke traject zou moeten plaatsvinden.
2.3.
De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder heeft verklaard dat als betrokkene stabiel is, er goed contact is met hem. Op dit moment gaat het echter niet goed met betrokkene. Mogelijk is hij overvraagd, omdat hij fulltime aan het werk is gegaan. Ook de relatie met zijn familie veroorzaakt veel spanning. Bij stressmomenten kan betrokkene snel afglijden en wordt zijn gedrag richting anderen ontoelaatbaar. Kort geleden is betrokkene overgeplaatst naar een ander ambulant team, omdat bij zijn vorige team verschillende incidenten hebben plaatsgevonden. Ook naar de medewerkers van het nieuwe team uit betrokkene bedreigingen. Er zijn momenten dat hij beseft dat hij hulp nodig heeft, maar het is lastig voor betrokkene om de signalen van ontregeling te herkennen.
Verder heeft de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder verklaard dat betrokkene zich verzet tegen zijn (depot)medicatie. Betrokkene neemt geregeld zijn medicatie niet in en is ook twee weken te laat met het depot. Ten aanzien van de duur van de zorgmachtiging heeft de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder verklaard dat de aanvraag van de zorgmachtiging veel stress veroorzaakt bij betrokkene. Gelet hierop is een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden meer in het belang van betrokkene, dan een van kortere duur.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een middelgerelateerde en verslavingsstoornis, in de vorm van schizofrenie, ADHD en middelengebruik (met name cannabis).
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, voornamelijk gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Betrokkene staat ambivalent tegenover behandeling en ondersteuning van professionals. Betrokkene begrijpt dat de zorgmachtiging is aangevraagd, maar is het er niet geheel mee eens. Gelet hierop is het, wanneer de stoornis zich voordoet, reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend, waarin zoveel mogelijk het ernstig nadeel met ambulant verplichte zorg wordt afgewend. Opname (met de daarbij behorende vormen van verplichte zorg) is pas aan de orde, als het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend met de ambulant verplichte zorg. De rechtbank zal daarom in de zorgmachtiging onderscheid maken tussen enerzijds de vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds de vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen onder a en h eerst ambulant moet worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen onder b, c, d, e, f, g, i en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
2.9.
De rechtbank wijst tevens het verzoek van de geneesheer directeur toe. De vorige opnames hebben uitgewezen dat betrokkene bij ontregeling erg agressief kan zijn, wat ook tot een strafrechtelijke vervolging heeft geleid. De rechtbank begrijpt daarom dat het voor de veiligheid van betrokkene en die van anderen, nodig kan zijn betrokkene, in geval van een opname vanwege decompensatie, tijdelijk over te plaatsen naar een instelling met een hoger beveiligingsniveau. De rechtbank zal daarom in dit geval met toepassing van artikel 6:4, derde lid, Wvggz bepalen dat betrokkene zo nodig tijdelijk kan worden overgeplaatst voor een termijn van maximaal acht weken, naar een instelling als bedoeld in artikel 3.1 lid 1, en artikel 3:3 lid 1 van de Wfz, indien de geneesheer directeur dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie.
2.10.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen. Deze verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.12.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Gelet op de verklaring van de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en gelet op het feit dat betrokkene al meer dan tien jaar rechterlijke machtiging heeft, ziet de rechtbank geen aanleiding om de zorgmachtiging te beperken in duur. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van twaalf maanden.
3. Beslissing
De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1987, te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat gestart zal worden met de volgende vormen van ambulante verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening:
- betrokkene moet zich houden aan de medicatievoorschriften;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, in die zin dat:
- betrokkene zich moet houden aan de afspraken met het ambulante team.
en bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, de volgende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast:
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat betrokkene bij een opname in een accommodatie door de geneesheer directeur mag worden overgeplaatst conform artikel 6:4 lid 3 Wvggz;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 november 2021.
Deze beschikking is op 27 november 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Y. van der Linden als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 14 december 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||