Einde inhoudsopgave
Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland
Artikel 20 Tewerkstelling van gezinsleden van functionarissen van het Hof
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2008
- Bronpublicatie:
07-06-2007, Trb. 2007, 125 (uitgifte: 17-07-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2008, Trb. 2008, 31 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Het wordt gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding van functionarissen van het Hof toegestaan in het Gastland betaalde werkzaamheden te verrichten gedurende het tijdvak waarin de betrokken functionaris van het Hof is aangesteld.
2.
Het is de volgende personen toegestaan betaalde werkzaamheden te verrichten in het Gastland:
- a.
de echtgenoten of geregistreerde partners van de functionarissen van het Hof;
- b.
kinderen van de functionarissen van het Hof die jonger zijn dan 18;
- c.
kinderen van de functionarissen van het Hof die ouder zijn dan 18 maar jonger dan 27, mits zij voorafgaand aan hun eerste binnenkomst in het Gastland deel uitmaakten van de huishouding van de functionaris en daarvan nog steeds deel uitmaken en ongehuwd zijn, financieel afhankelijk zijn van de betrokken functionaris van het Hof en een opleiding volgen in het Gastland;
- d.
overige personen ten aanzien van wie, in uitzonderlijke gevallen of op humanitaire gronden, het Hof en het Gastland overeenkomen dat zij behandeld worden als gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding.
3.
De in het tweede lid van dit artikel bedoelde personen die betaalde werkzaamheden verrichten genieten geen immuniteit ten aanzien van de strafrechtelijke, burgerrechtelijke of bestuursrechtelijke rechtsmacht wat betreft aangelegenheden die ontstaan in de loop van of verband houden met deze werkzaamheden, met dien verstande dat executiemaatregelen worden genomen zonder inbreuk te maken op de onschendbaarheid van hun persoon of hun woning, indien zij recht hebben op een dergelijke onschendbaarheid.
4.
Bij insolventie van een persoon jonger dan 18 jaar in verband met een vordering die voortvloeit uit betaalde werkzaamheden van die persoon wordt in overeenstemming met de bepalingen van artikel 30 van dit Verdrag ten behoeve van schikking van de vordering afstand gedaan van de immuniteit van de functionaris van het Hof van wiens gezin de betrokkene lid is.
5.
De in dit artikel bedoelde werkzaamheden dienen in overeenstemming te zijn met de wetgeving van het Gastland, met inbegrip van de wetgeving inzake belastingen en sociale zekerheid.