CRvB, 08-12-2020, nr. 18/4769 PW
ECLI:NL:CRVB:2020:3296
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
08-12-2020
- Zaaknummer
18/4769 PW
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2020:3296, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 08‑12‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 08‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Bijstand met terugwerkende kracht. Rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat sprake is van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling voorafgaande aan de aanvraag in te laten gaan. Hoger beroep Svb slaagt. Geen onjuiste of onvolledige voorlichting door Svb. Eigen verantwoordelijkheid voor tijdige aanvraag. Eerdere melding niet aannemelijk gemaakt.
18. 4769 PW
Datum uitspraak: 8 december 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 augustus 2018, 17/5899 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Voor betrokkene heeft mr. A.E.L.Th. Balkema een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2020. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma. Betrokkene is vertegenwoordigd door mr. Balkema. Het onderzoek ter zitting is geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg tot een afspraak te komen.
Partijen hebben bericht dat zij niet tot een onderlinge afspraak zijn gekomen.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene ontvangt vanaf 1 mei 2017 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 31 mei 2017 heeft betrokkene een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) als bedoeld in artikel 47a van de Participatiewet (PW) aangevraagd.
1.2.
Bij besluit van 27 juni 2017 heeft de Svb betrokkene met ingang van 30 mei 2017 een AIO-aanvulling toegekend. Tegen dit besluit heeft betrokkene bezwaar gemaakt, omdat zij het niet eens was met de ingangsdatum van de AIO-aanvulling.
1.3.
Bij besluit van 31 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 27 juni 2017 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht tot 1 mei 2017 moest ingaan. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. De Svb en de gemeente Arnhem hebben in hun correspondentie aan betrokkene erop gewezen dat de Svb haar nog apart zou berichten over de mogelijkheid om een AIO-aanvulling aan te vragen. Dat was in het bijzonder in een brief van 7 maart 2017 van de Svb. Daar komt bij dat de zoon van betrokkene tijdens de zitting heeft gesteld dat een medewerker van de Svb tijdens een telefoongesprek in februari 2017 ook heeft gewezen op de nog te versturen brief en heeft meegedeeld dat betrokkene die brief moest afwachten. Hoewel de Svb ter zitting heeft betwist dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden omdat daarvan geen melding is gemaakt in (één) van haar systemen, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de opmerking van de zoon van betrokkene. Verder heeft betrokkene betwist dat zij de informatiebrief van 1 maart 2017 heeft ontvangen. Gelet op de hoogte van het bedrag van de AIO-aanvulling, komt het de rechtbank niet aannemelijk voor dat betrokkene nalatig is geweest voor wat betreft het doen van een tijdige aanvraag. De te late aanvraag is dan ook het aantoonbaar gevolg van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door de Svb. Betrokkene hoefde niet redelijkerwijs aan die voorlichting te twijfelen. Dat betrokkene uit de informatie op de website van de Svb had kunnen begrijpen dat zij zelf een aanvraag moest doen, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 27 juni 2017 herroepen en bepaald dat de AIO-aanvulling naar het normbedrag van gehuwden per 1 mei 2017 aan betrokkene wordt toegekend.
3. In hoger beroep heeft de Svb zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan met terugwerkende kracht een AIO-aanvulling moet worden toegekend. De Svb heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat het de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene is om een AIO-aanvulling aan te vragen. Als moet worden aangenomen dat betrokkene de informatieve brief van 7 maart 2017 niet heeft ontvangen, betekent dat niet dat de Svb onjuiste of onvolledige voorlichting heeft gegeven en dat de te late aanvraag een gevolg daarvan is. Verder is het onaannemelijk dat er in februari 2017 telefonisch contact is geweest tussen de zoon van betrokkene en een medewerker van de Svb. Ten slotte is de overweging van de rechtbank niet navolgbaar dat het gelet op de hoogte de AIO-aanvulling niet aannemelijk is dat betrokkene nalatig is geweest om tijdig een aanvraag in te dienen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan betrokkene recht heeft op een AIO-aanvulling met terugwerkende kracht tot 1 mei 2017. De Svb heeft de aanvraag toegekend met ingang van
30 mei 2017. Het geschil gaat dus om een AIO-aanvulling over de periode van 1 mei 2017 tot 30 mei 2017.
4.2.1.
In artikel 44, eerste lid, van de PW is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. Uit artikel 47a, tweede lid, van de PW volgt dat deze bepaling ook van toepassing is op het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling door de Svb.
4.2.2.
Ingevolge artikel 47d, tweede lid, van de PW wordt de aanvraag voor een
AIO-aanvulling ingediend bij de Svb. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, voor zover hier van belang, van dit artikel heeft de belanghebbende zich voor algemene bijstand als
AIO-aanvulling gemeld als zijn naam, adres en woonplaats bij de Svb zijn geregistreerd en hij in staat is gesteld zijn aanvraag in te dienen bij de Svb. Niet in geschil is dat die melding op
30 mei 2017 heeft plaatsgevonden.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak inzake toepassing van de artikelen 43 en 44 van de Wet werk en bijstand (onder andere de uitspraak van 11 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:836), welke rechtspraak onder de PW zijn gelding heeft behouden, bestaat in beginsel geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of – in voorkomende gevallen – een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Van zodanige omstandigheden kan sprake zijn als komt vast te staan dat de betrokkene al eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend, dan wel in het geval dat is gebleken dat de betrokkene eerder op enigerlei wijze actie in de richting van de Svb heeft ondernomen die tot het innemen van een daartoe strekkende aanvraag had moeten leiden.
4.4.
De Beleidsregel ‘Ingangsdatum bij aanvraag AIO-aanvulling (SB 1307)’ luidde ten tijde in geding en voor zover hier van belang als volgt:
“Op grond van jurisprudentie kan de SVB de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht toekennen indien sprake is van bijzondere omstandigheden. De SVB leidt uit jurisprudentie af dat hiervan in ieder geval sprake is als:
- de aanvrager door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen;
- de te late aanvraag een aantoonbaar gevolg is van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door het daartoe bevoegde bestuursorgaan en de aanvrager redelijkerwijs niet aan die voorlichting had hoeven twijfelen (zie CRvB 14 juni 1960).”
4.5.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen doet de situatie zich niet voor zoals genoemd in de beleidsregels, te weten dat de te late aanvraag aantoonbaar het gevolg is van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door het daartoe bevoegde bestuursorgaan en de aanvrager redelijkerwijs niet aan die voorlichting had hoeven twijfelen. Daartoe is het volgende van belang.
4.6.
Het gaat hier om een aanvraag om een AIO-aanvulling. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 2 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3009) behoort het tot de verantwoordelijkheid van betrokkene om tijdig een aanvraag om een AIO-aanvulling in te dienen. Op de Svb rust ter zake van de regelgeving en de daaruit voortvloeiende rechten voor een betrokkene geen actieve informatieplicht. Verder is van belang dat de Svb betrokkene er bij het besluit van 23 februari 2017, waarbij haar met ingang van 1 mei 2017 een
AOWpensioen is toegekend, op heeft gewezen dat zij misschien een AIO-aanvulling zou kunnen krijgen. In een informatiebrief van de Svb gericht aan betrokkene van 1 maart 2017 heeft de Svb voorlichting gegeven over de mogelijkheid een AIO-aanvulling aan te vragen. Betrokkene stelt dat zij deze brief van 1 maart 2017 niet heeft ontvangen. Dat staat er niet aan in de weg dat betrokkene een eigen verantwoordelijkheid heeft om tijdig een aanvraag om een AIO-aanvulling in te dienen. Bovendien is het zo, dat betrokkene ook bij het besluit van
7 maart 2017 van de gemeente Arnhem over de beëindiging van haar bijstandsuitkering vanwege het in mei 2017 bereiken van de AOW-leeftijd, uitdrukkelijk is gewezen op het feit dat zij de AIO-aanvulling op tijd moet aanvragen en dat zij deze aanvraag twee maanden voor haar AOW-leeftijd kan aanvragen.
4.7.
Betrokkene heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de zoon van betrokkene in
februari 2017 bij de Svb heeft geïnformeerd naar de mogelijkheid om een AIO-aanvulling aan te vragen en dat een medewerker van de Svb toen heeft gezegd dat betrokkene met haar aanvraag moest wachten op de aangekondigde brief van 1 maart 2017. Volgens de Svb is in het (elektronische) dossier van betrokkene niets terug te vinden over een telefoongesprek in februari 2017. De enkele stelling dat dit gesprek is gevoerd, volstaat niet. Nog afgezien van het feit dat onduidelijk is wanneer de zoon heeft gebeld, staat de inhoud van een telefoongesprek niet vast. Uit het dossier blijkt wel dat de partner van betrokkene op
30 mei 2017 telefonisch contact heeft opgenomen met de Svb om te informeren naar de
AIO-aanvulling.
4.8.
Ten slotte is de overweging van de rechtbank niet navolgbaar dat het gelet op de hoogte van het misgelopen bedrag niet aannemelijk is dat betrokkene nalatig is geweest met het doen van een aanvraag.
4.9.
Het hoger beroep van de Svb slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -
verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 31 oktober 2017 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van A.A.H. Ibrahim als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2020.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) A.A.H. Ibrahim