NJ 2008, 364
EHRM, 14-02-2008, nr. 30810/03
EHRM 14-02-2008, ECLI:NL:XX:2008:BC8756
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
14 februari 2008
- Magistraten
B. M. Zupančič, C. Bîrsan, E. Fura-Sandström, A. Gyulumyan, E. Myjer, D. T. Björgvinsson, I. Berro-Lefèvre
- Zaaknummer
30810/03
- LJN
BC8756
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:2008:BC8756, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 14‑02‑2008
- Wetingang
EVRM art. 41
Essentie
Vervolg van EHRM 1 maart 2007, NJ 2007, 349, m.nt. Borgers. Vergoeding materiële en immateriële schade na gegrondverklaring klacht.
Samenvatting
Bij het arrest in de hoofdzaak (1 maart 2007, NJ 2007, 349) heeft het Hof geoordeeld dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit strafbare feiten waarvan verzoeker eerder is vrijgesproken, terwijl niet is aangetoond dat betrokkene beschikt over onverklaarbaar aanwezige vermogensbestanddelen, zich niet verdraagt met de onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM). De behandeling van de schadeclaim heeft het Hof aangehouden, omdat het verzoekers materiële schade niet nauwkeurig kon vaststellen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.