RvdW 2021/628:Profijtontneming, wederrechtelijk verkregen voordeel uit hypotheekfraude. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 8 juni 1999, NJ 1999/589 en overweegt dat hieruit ook volgt dat de rechter die over de ontnemingsvordering oordeelt niet gebonden is aan een overweging van de rechter die over de hoofdzaak oordeelt die betrekking heeft op (het bedrag van) het mogelijk voor ontneming in aanmerking komende wederrechtelijk verkregen voordeel. De klacht, die uitgaat van een andere opvatting, faalt.