Einde inhoudsopgave
Verdrag tot het brengen van eenheid in eenige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer
Artikel 40 [Voorbehouden]
Geldend
Geldend vanaf 13-02-1933
- Bronpublicatie:
12-10-1929, Stb. 1933, 365 (uitgifte: 25-07-1933, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-02-1933
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-1960, Trb. 1960, 17 (uitgifte: 01-01-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1)
De Hooge Verdragsluitende Partijen kunnen ten tijde van de onderteekening, van de nederlegging van de bekrachtigingsoorkonde of van haar toetreding, verklaren, dat het aanvaarden van dit Verdrag niet geldt ten aanzien van het geheel of van een gedeelte van hare koloniën, protectoraten of mandaatsgebieden, of eenig ander gebied, onderworpen aan hare souvereiniteit of aan haar gezag, of ten aanzien van eenig ander gebied onder suzereiniteit.
2)
Dientengevolge kunnen Zij later, aldus los van haar oorspronkelijke verklaring, afzonderlijk toetreden voor het geheel of voor een gedeelte van hare koloniën, protectoraten, mandaatsgebied of eenig ander gebied, onderworpen aan hare souvereiniteit of aan haar gezag, of voor eenig gebied onder suzereiniteit.
3)
Zij kunnen eveneens, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, hetzelve opzeggen afzonderlijk of voor het geheel of voor een gedeelte van hare koloniën, protectoraten, mandaatsgebieden, of eenig ander gebied, onderworpen aan hare souvereiniteit of aan haar gezag, of voor eenig ander gebied onder suzereiniteit.