Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 24 Regeling voor onderling overleg
Geldend
Geldend vanaf 24-10-2011
- Bronpublicatie:
22-03-2010, Trb. 2011, 102 (uitgifte: 09-06-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-10-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-10-2011, Trb. 2011, 208 (uitgifte: 26-10-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een van de of van beide verdragsluitende partijen voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die verdragsluitende partijen voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende partij waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 23, eerste lid, aan die van de verdragsluitende partij waarvan hij onderdaan is (zijnde Nederland) of de verdragsluitende partij waar hij gerechtigd is tot verblijf, of is opgericht of anderszins is gevestigd (zijnde de Speciale Administratieve Regio Hongkong). Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2.
De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, het geval in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende partij op te lossen teneinde belastingheffing die niet in overeenstemming is met dit Verdrag te vermijden. De bereikte overeenstemming wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande eventuele termijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende partijen.
3.
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen die niet in het Verdrag zijn geregeld.
4.
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen kunnen zich rechtstreeks, of via een gezamenlijke commissie, bestaande uit henzelf of hun vertegenwoordigers, met elkaar in verbinding stellen teneinde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
5.
Indien
- a.
een persoon uit hoofde van het eerste lid van dit artikel een geval heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitende partij omdat de maatregelen van een van de of van beide verdragsluitende partijen ertoe hebben geleid dat de belastingheffing voor die persoon niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, en
- b.
de bevoegde autoriteiten er niet in slagen om binnen twee jaar nadat het geval is voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende partij overeenstemming te bereiken om het geval op te lossen overeenkomstig het tweede lid,
worden onopgeloste kwesties die voortvloeien uit het geval op verzoek van de persoon voorgelegd voor arbitrage. Deze onopgeloste kwesties worden evenwel niet voorgelegd voor arbitrage indien een rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van een van beide verdragsluitende partijen reeds over deze kwesties beslist heeft. Deze arbitrale uitspraak is bindend voor beide verdragsluitende partijen en wordt ten uitvoer gelegd ongeacht eventuele termijnen in de nationale wetgeving van deze verdragsluitende partijen, tenzij de rechtstreeks betrokken persoon de wederzijdse overeenstemming voor de tenuitvoerlegging van de arbitrale uitspraak niet aanvaardt. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van dit lid.