Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
10.6.1 Algemeen
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Bronpublicatie:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8628 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: WBV 2022/8)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-2022, Stcrt. 2022, 8628 (uitgifte: 31-03-2022, regelingnummer: WBV 2022/8)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND kan de afgeleide verblijfsvergunning die is afgegeven op grond van artikel 29, tweede lid, Vw intrekken of de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur afwijzen, als de huwelijks- of gezinsband is verbroken als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder e, Vw in samenhang met artikel 3.106 Vb.
De IND trekt de afgeleide verblijfsvergunning in beginsel in met terugwerkende kracht tot aan de vastgestelde datum, waarop de huwelijks- of gezinsband is verbroken.
De IND neemt aan dat de huwelijks- of gezinsband is verbroken in de situaties als opgesomd in paragrafen B7/3.1 Vc en B7/3.2.1 Vc.
Voor het beoordelen van de feitelijke gezinsband tussen ouders en hun biologische kinderen wordt verwezen naar paragraaf C2/4.1 Vc.
De IND beschouwt de gezinsband tussen ouders en kinderen niet als verbroken als de nareizende gezinsleden wegens een tekort aan passende woonruimte noodgedwongen op een ander adres dan de referent worden gehuisvest.
Bij het verbreken van de huwelijks- of gezinsband trekt de IND de verblijfsvergunning in ieder geval niet in of wijst de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur in ieder geval niet af als:
- –
het minderjarig of meerderjarig kind op het moment van het verbreken van de gezinsband langer dan één jaar houder is van de afgeleide verblijfsvergunning in het kader van nareis bij zijn of haar ouder(s); of
- –
de ouder(s) op het moment van verbreken van de gezinsband langer dan één jaar houder zijn van de afgeleide verblijfsvergunning in het kader van nareis bij hun (minderjarige) kind; of
- –
een situatie zoals bedoeld in artikel 3.106 Vb zich voordoet.