Rb. 's-Hertogenbosch, 27-12-2006, nr. 129247 / HA ZA 05-1593
ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ5274
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
27-12-2006
- Zaaknummer
129247 / HA ZA 05-1593
- LJN
AZ5274
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ5274, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 27‑12‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Geslaagd beroep op verjaring in CMR-kwestie.
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 129247 / HA ZA 05-1593
Vonnis van 27 december 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
procureur mr. J.E. Lenglet,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde,]
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.E. Benner.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In het weekend van 8/9 juni 2002 is op het terrein van [eiseres] te Waalwijk een vrachtwagencombinatie met daarin een lading CD-rewriters gestolen. [gedaagde] had opdracht van Philips deze lading te vervoeren van Eindhoven naar Marennes te Frankrijk, voor welk vervoer [gedaagde] [eiseres] heeft ingeschakeld. [gedaagde] had de lading op 30 mei 2002 in ontvangst genomen.
2.2. Philips heeft [gedaagde] en [eiseres] aansprakelijk gesteld. [eiseres] heeft aan de verzekeraar van Philips een bedrag voldaan van EUR 16.964,26.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert - samengevat - verklaring voor recht:
primair: dat [gedaagde] in een eventuele schadevordering jegens [eiseres] niet ontvankelijk is,
subsidiair: dat [eiseres] niet aansprakelijk is jegens [gedaagde] terzake de beweerde transportschade,
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij niet als vervoerder aansprakelijk is of kan zijn, nu de vrachtwagencombinatie door [gedaagde] was gehuurd en de chauffeur zijn opdrachten ontving van de planning van [gedaagde].
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Op de overeenkomst tussen partijen zijn de bepaling van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) van toepassing, nu het vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen betreft, waarbij de plaats van in ontvangstneming der goederen (Eindhoven) en de plaats bestemd voor de aflevering (Marennes te Frankrijk) gelegen zijn in twee verschillende landen, waarvan ten minste één bij het CMR partij is.
4.1.1. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) heeft in zijn arrest van 06-12-1994, zaaknr. C-406/92 overwogen, dat een vordering die ertoe strekt te doen verklaren dat de verweerder aansprakelijk is voor een bepaalde schade en hem tot betaling van schadevergoeding te doen veroordelen op dezelfde oorzaak berust en hetzelfde onderwerp betreft als een eerdere vordering van deze verweerder, die ertoe strekt te doen verklaren dat hij niet aansprakelijk is voor die schade. Gelet op deze overweging van het HvJEG is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige vordering tot verklaring voor recht dat [eiseres] niet aansprakelijk is, een vordering is waartoe een aan het CMR onderworpen vervoer aanleiding geeft, evenals de aansprakelijkstelling van [eiseres] door [gedaagde] dat is. Derhalve zijn, anders dan door [eiseres] primair betoogd, de bepalingen van het CMR niet alleen op de overeenkomst, maar ook op de onderhavige rechtsvordering van toepassing.
4.2. [gedaagde] voert aan dat de rechtsvordering, gelet op artikel 32 lid 1 CMR, is verjaard, nu [eiseres] de onderhavige dagvaarding eerst op 30 juni 2005, derhalve drie jaar en twintig dagen na bemerking van de diefstal, heeft uitgebracht.
[eiseres] stelt zich subsidiair op het standpunt dat ingevolge artikel 32 lid 1 CMR een verjaringstermijn van drie jaar geldt en dat daarom het door [gedaagde] gedane beroep op verjaring niet opgaat.
4.3. De rechtbank overweegt op dit punt het volgende.
Ingevolge artikel 32 lid 1 CMR verjaren de rechtsvorderingen, waartoe een aan het CMR onderworpen vervoer aanleiding geeft, door verloop van een jaar. In geval van opzet of van schuld, welke volgens de wet van het gerecht waarvoor de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt, is de verjaringstermijn drie jaar. De verjaring loopt, in geval van volledig verlies, vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn of bij gebreke van zulk een termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder.
De onderhavige rechtsvordering is op 30 juni 2005 aanhangig gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat een termijn is bedongen, zodat de verjaringstermijn is gaan lopen vanaf zestig dagen na 30 mei 2002, de datum waarop [gedaagde] de lading in ontvangst heeft genomen. De korte verjaringstermijn was dan ook op 30 juni 2005 reeds verstreken. [gedaagde] heeft er terecht op gewezen dat de langere verjaringstermijn in deze zaak niet aan de orde kan zijn nu door [eiseres] geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat sprake is van een geval van opzet of grove schuld als bedoeld in artikel 31 lid 1 CMR.
4.4. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 244,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.148,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering ,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.148,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2006.