Rb. Almelo, 19-04-2006, nr. 70951 ha za 05-448
ECLI:NL:RBALM:2006:AW3306, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Almelo
- Datum
19-04-2006
- Zaaknummer
70951 ha za 05-448
- LJN
AW3306
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALM:2006:AW3306, Uitspraak, Rechtbank Almelo, 19‑04‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2007:BA6364, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 162 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
JA 2006/91
Uitspraak 19‑04‑2006
Inhoudsindicatie
De erven B stellen Eternit aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad voor de schade ontstaan door het feit dat B de ziekte mesothelioom heeft ontwikkeld. B haalde tot 1974 regelmatig door Eternit gratis ter beschikking gesteld asbesthoudend bedrijfsafval op bij de fabriek en gebruikte dit voor erfverharding. De rechtbank oordeelt dat niet vaststaat dat B de ziekte mesothelioom heeft opgelopen door contact met dit bedrijfsafval. Voorts oordeelt de rechtbank dat zelfs al zou dit wel komen vast te staan er nog geen sprake is van een onrechtmatige daad van Eternit. Eternit is in 1974 gestopt met het ter beschikking stellen van asbesthoudend bedrijfsafval en eerst vanaf 1984 kwam sprake van een mogelijk gezondheidsrisico veroorzaakt door het vrijkomen van asbestdeeltjes uit het verhardingsmateriaal. Door tot 1974 zonder waarschuwing voor de gezondheidsgevaren van het gebruik voor de wegverharding asbestcementafval ter beschikking te stellen aan particulieren heeft Eternit niet onrechtmatig gehandeld. OOk na 1984 bestond geen zelfstandige waarschuwingsplicht voor Eternit, omdat toen te zelfder tijd van overheidswege op een mogelijk risico werd gewezen.
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 70951 ha za 05-448
datum vonnis: 19 april 2006
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te Markelo,
2. [Eiser 2],
wonende te Wilp,
3. [Eiser 3],
wonende te Markelo,
4. [Eiser 4],
wonende te Markelo,
optredende voor zichzelf en als erfgenamen van wijlen mevrouw [...],
eisers,
verder te noemen: de erven [...],
procureur: mr. G.G. Vermeulen
advocaat: mr. R.F. Ruers te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ETERNIT FABRIEKEN B.V.,
gevestigd te Goor,
gedaagde,
verder te noemen Eternit,
procureur: mr. E.M.M. van de Loo,
advocaat: mr. J.W. Bruidegom te Rotterdam.
Het procesverloop
Bij dagvaarding van 20 mei 2005 met daaraan gehecht een twintigtal producties hebben de erven [...] Eternit gedagvaard.
Eternit heeft een conclusie van antwoord met eveneens twintig producties genomen.
Vervolgens hebben de erven [...] een conclusie van repliek met de producties 21 tot en met 34 genomen en Eternit een conclusie van dupliek met producties genummerd 35 tot en met 41.
Na een akte houdende uitlating producties zijdens de erven [...] hebben partijen vonnis verzocht.
De beoordeling aan het geschil en de motivering van de beslissing
Feiten
1. Eiser sub 1 -verder ook te noemen [...]- geboren op 21 februari 1937, is gehuwd geweest met mevrouw [...] -verder ook te noemen [...]- geboren op 20 februari 1938 en op 27 april 2000 aan de gevolgen van de asbestziekte mesothelioom overleden.
Van deze ziekte is slechts één oorzaak bekend, de blootstelling aan asbest.
Eisers sub 2 tot en met 4 zijn geboren uit het huwelijk van [...] en [...].
Eisers treden in deze zaak op zowel voor zichzelf alsook in de hoedanigheid van nabestaanden en erfgenamen van [...].
2. [...] en wijlen zijn echtgenote oefenden tezamen aan [Adres] te [Woonplaats] een boerenbedrijf uit.
De boerderij waarop [...] en zijn echtgenote woonden, behoorde destijds toe aan de ouders van [...], later aan [...] en [...].
In de jaren zestig en zeventig hebben [...] en [...] tezamen regelmatig, doorgaans éénmaal per maand, bedrijfsafval, bestaand uit asbestcementproductenafval, opgehaald bij Eternit.
Dit bedrijfsafval bevatte in gebonden zin asbest.
De afstand van de boerderij van [...] en [...] tot het bedrijfsterrein van Eternit bedroeg minder dan een kilometer.
[...] en [...] schepten op het bedrijfsterrein van Eternit het afval zelf op hun boerenwagen, reden vervolgens naar hun boerderij en gebruikten het afval ter verharding van het erf rond de boerderij en de verbindingsweg tussen de boerderij en de hoofdweg.
3. Begin 2000 heeft [...] bij het Ministerie van VROM een subsidieaanvraag ingediend op grond van de Regeling Asbestwegen Twente, welke aanvraag nadien is gehonoreerd en op basis waarvan de asbesthoudende grond op en bij de boerderij van [...] is gesaneerd.
Standpunt van partijen
4. Nadat [...] op 27 april 2000 aan mesothelioom was overleden heeft [...] bij brief van 10 juli 2000 Eternit aansprakelijk gesteld voor zijn schade als gevolg van dat overlijden.
De erven [...] stellen -zakelijk weergegeven- zich in deze procedure op het standpunt dat Eternit jegens hen en [...] onrechtmatig heeft gehandeld door hen in contact te brengen met asbesthoudend bedrijfsafval zonder dat Eternit voor het daaraan verbonden gevaar heeft gewaarschuwd, terwijl Eternit ook in een later stadium heeft nagelaten maatregelen te nemen om hen voor dit gevaar te waarschuwen of het daaraan verbonden gevaar te beperken dan wel te voorkomen.
Nu het aan deze handelwijze van Eternit verbonden risico, namelijk het ontstaan van mesothelioom zich bij [...] heeft gemanifesteerd, waarbij de erven [...] aantekenen dat geen ander contact met asbest van [...] dan met het bedrijfsafval van Eternit bekend is, vorderen de erven [...] voor zich en in hun hoedanigheid een verklaring voor recht dat Eternit jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en vergoeding van de door hen geleden schade krachtens de artikelen 6: 107 en 108 BW vermeerderd met wettelijke rente middels een z.g. staatprocedure, zomede vergoeding van buitengerechtelijke kosten en veroordeling van Eternit in de proceskosten.
5. Eternit betwist de ontvankelijkheid en de vorderingen van de erven [...].
Ook na het door de erven [...] nader gestelde bij conclusie van repliek handhaaft Eternit het ontvankelijkheidsverweer, dat die erven niet althans onvoldoende aangeven in hoeverre zij eigen schade dan wel -als erfgenaam- door [...] geleden schade vorderen.
Ten aanzien van de vorderingen van de erven [...] betwist Eternit -kort samengevat- niet dat het asbestcementafval in de (erf)verharding van de boerderij van [...] en [...] van haar afkomstig is, wel de door de erven [...] gestelde wijze van aanvoer en aanbrengen ervan zomede dat [...] door uit dat cementafval vrijgekomen asbest de ziekte mesothelioom heeft gekregen respectievelijk Eternit bij het (om niet) ter beschikking stellen van het betrokken bedrijfsafval dan wel in later stadium een waarschuwingsplicht voor het risico van het oplopen van die ziekte heeft geschonden.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid
6. De erven [...] hebben (voorzoveel nodig nader bij repliek) in voldoende mate gesteld en toegelicht in hoeverre zij in deze procedure eigen schade dan wel als erfgenaam van [...] schade vorderen en is dienvolgens ontvankelijkheid van hun vorderingen aan de orde in de zin dat in geval enige aansprakelijkheid voor Eternit in deze zal worden aangenomen de (nadere) vaststelling van (de omvang van de) schade in de gevorderde staatprocedure kan worden toegewezen.
Mesothelioom
7. Eternit betwist niet (langer) dat het asbestcementafval, dat op en om de boerderij van [...] als erf- c.q. wegverharding is gebruikt, van haar afkomstig is.
Partijen verschillen van mening over de vraag gedurende welke periode althans tot welk moment asbestcementafval om niet aan particulieren (als [...] en [...]) is verstrekt.
De erven [...] stellen dat [...] en [...] eind zeventiger jaren opgehouden zijn bedrijfsafval van Eternit te betrekken zonder zulks nader te specificeren of te substantiëren.
Nog afgezien van het antwoord op de vraag of dat bedrijfsafval ook al die tijd asbestcement-afval heeft betroffen, is de rechtbank ambtshalve daaromtrent het nodige bekend uit andere procedures over asbestkwesties (b.v. rechtbank Almelo 29 oktober 2003 NJ 2004,32 inzake Eternit - B-H), acht zij, in combinatie met de door Eternit bij dupliek gerelateerde verklaring van oud-werknemer H.J., vast te staan, dat tot het jaar 1974 door Eternit asbestcementafval in voornoemde zin om niet aan particulieren (als [...] en [...]) werd verstrekt.
8. Kennelijk naar aanleiding althans volgend op laatstgemeld vonnis dezer rechtbank zijn op verzoek van de erven [...] een tweetal deelrapporten door dr.ir. A. Burdorf, universitair hoofddocent aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam tezamen met dr Siesling en Sinnighe Damsté, gedateerd juni en augustus 2005 opgesteld en overgelegd.
Het eerste rapport draagt de titel: "Regionale spreiding van het maligne mesothelioom in Nederland", het tweede: "Invloed van milieublootstelling aan asbest in de regio rond Goor op het optreden van maligne mesothelioom onder vrouwen".
Op basis van de door de erven [...] gestelde gang van zaken omtrent erf- c.q. wegver-harding door [...] en [...] en de inhoud van deze twee rapporten achten de erven [...] alleszins aannemelijk en in voldoende mate aangetoond, dat de voor [...] fatale asbestziekte (mesothelioom) is veroorzaakt door het contact met het bedrijfsafval van Eternit.
9. Met Eternit is de rechtbank van oordeel dat hiermede niet -en zeker niet onomstotelijk- vaststaat, dat [...] de ziekte mesothelioom heeft opgelopen als gevolg van contact met uit het door Eternit aan [...] en [...] verstrekt asbestcementafval vrijgekomen asbest.
De bevindingen en conclusies van dr. Burdorf en de zijnen zijn allereerst op statistische gegevens gebaseerd, waaruit overigens wel blijkt dat in het risicogebied Goor de leeftijds-gestandariseerde incidentie aan mesothelioom onder vrouwen 4,6 keer hoger is dan in de rest van Nederland, maar daaruit kan niet met zekerheid worden afgeleid of [...] ten gevolge van het extra-risico als gevolg van de toegepaste erf- c.q. wegverharding met asbestcementafval dan wel het "normale" risico als gevolg van andere asbest-bronnen (als bijvoorbeeld fabrieksemissie) de ziekte mesothelioom heeft gekregen.
10. In dit verband volgt de rechtbank Eternit in haar betoog (onder CvD 4.87), dat uit de verklaring van Van 't Haaff en de CML- en TNO-rapporten uit de jaren tachtig blijkt dat de meeste asbesthoudende wegverharding zich in Diepenheim bevindt.
Dit kennelijk als gevolg van het feit dat de bij Eternit werkzame Krebbers jarenlang wethouder van Diepenheim was en die gemeente gedurende vele jaren (blauw asbest bevattend) draaisel, maar ook (wit asbest bevattend) breeksel en platen heeft toegepast als wegverharding.
De kans op blootstelling aan asbest -en zeker het meest gevaarlijke blauw asbest- uit wegverharding was dientengevolge te Diepenheim aanzienlijk groter dan elders in de regio.
Eternit wijst er terecht op, dat volgens bijlage 2 bij Deelrapport 2 géén der mesothelioom-slachtoffers in Diepenheim woonde, terwijl die daar juist vanwege het veronderstelde grootste risico van blootstelling aan asbest verwacht zou mogen worden.
11. Maar zelfs als zou komen vast te staan dat het mesothelioom, waaraan [...] is overleden een gevolg is van vrijgekomen asbestdeeltjes uit het door Eternit verstrekte asbestcementafval, dat [...] en [...] gebruikt hebben voor erf- c.q. wegverharding, dan is de volgende vraag of Eternit daarvoor aansprakelijk is, dat wil zeggen onrechtmatig heeft gehandeld.
De rechtbank gaat er daarbij vanuit, dat het asbestcementafval door Eternit tot 1974 ter beschikking is gesteld en geoordeeld moet worden op basis van de in die periode bestaande wetenschap over asbest en met name het risico van vrijkomende asbestdeeltjes uit asbestcementafval, dat is aangewend voor wegverharding.
Onrechtmatigheidsvraag
12. Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank voorop, dat asbestcementafval, zoals dat tot 1974 door Eternit om niet aan particulieren ter beschikking is gesteld, op zich niet gevaarlijk is, omdat de (gevaarlijke) asbestvezels, die mesothelioom kunnen veroorzaken, daarin niet vrij voorkomen, maar door het cement gebonden zijn.
Voorts is van belang, dat het betrokken asbestcement(afval) door Eternit werd geproduceerd voor vervaardiging van bouwmaterialen als buizen en golfplaten, maar niet voor het gebruik als erf- c.q. wegverharding.
Eternit stelde in dat productieproces afgekeurde materialen om niet beschikbaar aan o.m. particulieren (als [...] en [...]), die dat konden gebruiken voor verhardingen.
Gebruikelijk was, dat dergelijke verhardingen bestaande uit asbestcementafval vervolgens van een toplaag werden voorzien.
13. Eerst in 1984 werd Eternit aangeschreven door de Regionaal Inspecteur van de Volksgezondheid (CvD 6.9) omtrent provinciale zorgen over gevaren die voor de volksgezondheid zouden kunnen ontstaan indien onder droge omstandigheden uit het verhardingsmateriaal losgeraakte asbestdeeltjes in de lucht terechtkomen.
In 1984 en 1987 hebben CML- en TNO-onderzoeken plaatsgevonden en is de emissie van asbestvezels uit asbesthoudende wegverharding vastgesteld, terwijl voordien werd aangenomen dat door de binding aan cement niet van noemenswaardige emissie sprake kon zijn.
Maar ook deze rapporten spreken over een "mogelijk" risico, dat door een groot aantal factoren beïnvloed kan worden. Eternit wijst erop, dat ook voornoemde Deelrapporten 1 en 2 uit 2005 blijkt, dat ook nu nog over het gezondheidsrisico van asbesthoudende wegverharding vrijwel niets concreets bekend is.
14. Derhalve was er in de periode (tot 1974), waarin Eternit het asbestcementafval aan derden afstond, geen indicatie dat afgifte van dat afval tot gezondheidsrisico's voor de ontvangers ervan zou kunnen leiden.
Voorzover de erven [...] zich in deze beroepen op het rond 1969 (proefschrift Stumphius) opkomend besef dat (werken met) asbest gevaren inhield en zulks Eternit in ieder geval tot het geven van navenante waarschuwingen verplichtte, zien de erven [...] voorbij aan het feit, dat die gevaren werden gezien in het kader van bedrijfs- en/of beroepsmatige blootstelling aan (werken met) asbestvezels respectievelijk het vrijkomen ervan bij voor de hand liggend gebruik van asbestcementproducten, die daartoe door Eternit in het verkeer waren gebracht (b.v. HR 25 november 2005 C 04/182HR Eternit-Horsting).
Zulks is bij het door Eternit destijds tot 1974 afstaan van asbestcementafval niet aan de orde, zodat op dat moment evenmin een verplichting voor Eternit bestond voor dit toen niet bekende risico te waarschuwen.
15. Voorts stelt Eternit terecht, dat het niet door toedoen van haar was dat het asbestcementafval bij de door die derden (als [...] en [...]) gekozen toepassing als wegverharding vervolgens -door b.v. slijtage van de toplaag- aan de oppervlakte is gekomen met alle (mogelijke) gevolgen van dien.
Toen -als hiervoor reeds gerelateerd- in of rond 1984 het besef ontwaakte, dat het vrijkomen liggen van die verharding asbeststof-risico's met zich kon brengen, lag de verplichting tot waarschuwen daarvoor allereerst bij degenen, die voor deze wijze van erf- c.q. wegverharding met asbestcementafval hadden gekozen, i.c. [...] en [...] zelf!
Bovendien voert Eternit terecht (CvD 6.10, productie 40) aan, dat op 22 mei 1984 van overheidswege reeds een oproep aan de bevolking is geplaatst om de (vermoede) aanwezigheid van wegen waarin asbestcement afval is verwerkt te melden en voorts gewaarschuwd werd voor asbeststof-risico's, zij het in mindere mate dan ingeval van bedrijfs/beroepsmatige blootstelling, als gevolg daarvan.
Overigens zou zich dan in dit verband, gezien de bij mesothelioom behorende (gemiddelde) latentietijd van 30 jaar of meer, wel een causaliteitsprobleem voordoen ten aanzien van het bij [...] in 1999 geconstateerde mesothelioom.
Slotsom
16. Eternit heeft niet onrechtmatig gehandeld door in de periode tot 1974 asbestcementafval om niet aan [...] en [...] ter beschikking te stellen c.q. bij die afgifte niet te waarschuwen voor aan het gebruik ervan als wegverharding verbonden, maar toen nog niet onderkende gezondheidsrisico's.
Evenmin bestond er voor Eternit een zelfstandige waarschuwingsverplichting in later stadium -rond 1984- toen men zich mogelijke gezondheidsrisico's als gevolg van -als door [...] en [...]- met asbestcementafval verharde erven en/of wegen, temeer daar tezelfdertijd van overheidswege op een mogelijk daaruit voortvloeiend risico werd gewezen.
17. Mitsdien zal de rechtbank de vorderingen van de erven [...] afwijzen en hen als in het ongelijk gesteld, in de proceskosten verwijzen.
De beslissing
De rechtbank:
I. Verklaart de erven [...] ontvankelijk in hun vorderingen.
II. Ontzegt de erven [...] hun vorderingen.
III. Veroordeelt de erven [...] in de kosten van de procedure aan de zijde van Eternit
gevallen en tot op deze uitspraak begroot op € 244,-- aan verschotten en € 904,-- aan
salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs Van der Veer, Moes en Inden en op 19 april 2006 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.