Rb. Haarlem, 12-12-2011, nr. 185094 - FA RK 11-3073
ECLI:NL:RBHAA:2011:BU8669
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
12-12-2011
- Zaaknummer
185094 - FA RK 11-3073
- LJN
BU8669
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BU8669, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 12‑12‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Bopz schadevergoeding. Geneeskundige verklaring opgesteld door arts in opleiding.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
verzoek tot schadevergoeding ex artikel 28 Wet Bopz
zaak-/rekestnr.: 185094 / FA RK 11-3073
beschikking van de meervoudige kamer van 12 december 2011
in de zaak van
[naam],
geboren op [datum] 1953,
hierna: betrokkene,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in de [naam kliniek] te [plaats],
advocaat: mr. J.J. Perrels, kantoorhoudende te Hoofddorp.
-- tegen --
de gemeente [plaats],
vertegenwoordigd door mr. drs. T. Schade.
1. Procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het op de zitting van 8 september 2011 inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling (184968 / FA RK 11-3024) ontvangen verzoek van betrokkene van 8 september 2011 tot toekenning van schadevergoeding ten laste van de gemeente [plaats];
- -
de brief van mevrouw [naam waarnemend geneesheer-directeur], waarnemend geneesheer-directeur GGZ [naam], van 4 oktober 2011;
- -
het verweerschrift, met bijlage, van 7 oktober 2011 van mr. P. Spigt MBA namens, de burgemeester van [plaats];
- -
het verhandelde ter zitting van 15 november 2011, waar zijn verschenen en gehoord:
- -
mr. J.J. Perrels namens betrokkene;
- -
mevrouw [naam waarnemend geneesheer-directeur];
- -
mevrouw mr. drs. T. Schade, in haar hoedanigheid van gemachtigde van de burgemeester van [plaats].
2. Vaststaande feiten
2.1
Op 6 september 2011 om 10.00 uur is betrokkene onderzocht door mevrouw [naam] (arts in opleiding tot specialist) met het oog op het verkrijgen van een last tot inbewaringstelling.
2.2
Op 6 september 2011 om 10.56 uur heeft de burgemeester van de gemeente [plaats] de inbewaringstelling van betrokkene gelast.
2.3
Op 6 september 2011 om 10.57 uur is betrokkene opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis GGZ [naam] te [plaats].
2.4
Op 7 september 2011 om 10.30 uur is betrokkene onderzocht door onafhankelijke, niet bij de behandeling betrokken psychiater mevrouw [naam].
2.5
Bij beschikking van 8 september 2011 heeft de rechtbank de verzochte machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend.
3. Verzoek
Betrokkene heeft verzocht hem een schadevergoeding ten laste van de gemeente [plaats] toe te kennen op grond van artikel 28 Wet Bopz. Betrokkene heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat het noodzakelijke onderzoek door de onafhankelijk psychiater niet binnen 6 uur na afgifte van de last tot inbewaringstelling heeft plaatsgevonden, waardoor de periode van vrijheidsbeneming tussen het moment dat het psychiatrisch onderzoek eigenlijk had moeten zijn uitgevoerd en het moment waarop dit alsnog heeft plaatsgevonden, geacht moet worden onrechtmatig te zijn geweest.
4. Verweer
Namens de gemeente en GGZ [naam] is gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hieronder nader zal worden ingegaan.
5. Beoordeling
5.1
De burgemeester heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vrijheidsbeneming niet onrechtmatig is geweest en subsidiair dat hij niet in gebreke is geweest met het toezicht op de juiste nakoming. Hij heeft daartoe gesteld dat aan de beschikking tot inbewaringstelling een schriftelijke verklaring van mevrouw [naam] (arts in opleiding tot specialist), werkend bij GGZ [plaats], ten grondslag lag. Deze arts heeft drie andere artsen, zijnde de huisarts en behandelend psychiater alsmede ook een andere psychiater, geraadpleegd om tot deze verklaring te komen. Hiermee is volgens mevrouw Schade voldaan aan het criterium van artikel 5 lid 1, aanhef en onder e, van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) dat er een oordeel lag van een gespecialiseerd geneeskundige.
5.2
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. In het zogenoemde Varbanov-arrest van 26 september 2008 (LJN BD4375) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) met betrekking tot vrijheidsontneming van als geestesziek aangemerkte personen (art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM) volgt dat onder de door dat Hof gestelde eis van ‘objective medical expertise’ moet worden verstaan dat die - behoudens in noodsituaties - een persoonlijk voorafgaand onderzoek van de betrokkene door een specialist, dat wil zeggen een psychiater als bedoeld in art. 1 lid 1, aanhef en onder j, Wet Bopz, veronderstelt.
Nu de geneeskundige verklaring is opgesteld door een arts in opleiding en niet door een psychiater, zal de rechtbank gezien het voorgaande voorbijgaan aan het primaire verweer van de burgemeester.
5.3
In voornoemd arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat artikel 21 Wet Bopz de mogelijkheid openlaat dat de burgemeester een inbewaringstelling gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, in het geval dat het niet mogelijk is dat een psychiater die verklaring verstrekt. In een dergelijk geval dient de betrokkene volgens de rechtspraak van het EHRM ‘immediately after the arrest’ te worden onderzocht door een onafhankelijk psychiater.
In de onderhavige zaak is betrokkene op 6 september 2011 om 10.57 uur opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis en op 7 september om 10.30 uur onderzocht door een onafhankelijk psychiater. Betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet tijdig is onderzocht door een onafhankelijk psychiater nu er na zijn opname in het psychiatrisch ziekenhuis bijna 24 uren waren verstreken op het moment dat hij door een psychiater werd onderzocht.
5.4
Mevrouw [naam waarnemend geneesheer-directeur] heeft op de zitting naar voren gebracht dat GGZ [naam] in samenspraak met de rechtbank Haarlem richtlijnen heeft opgesteld voor de gevallen dat een betrokkene in het kader van een inbewaringstelling niet door een psychiater, maar door een arts in opleiding is onderzocht. In een dergelijk geval dient de betrokkene alsnog binnen zes daglichturen na opname te worden onderzocht door een onafhankelijk psychiater. Mevrouw [naam waarnemend geneesheer-directeur] heeft op de zitting erkend dat in de onderhavige zaak niet conform de eigen richtlijnen is gehandeld en dat betrokkene te laat is onderzocht door een onafhankelijk psychiater. Omdat betrokkene al sinds 5 september 2011 op vrijwillige basis verbleef op de gesloten afdeling van het psychiatrisch ziekenhuis, behoorde een IBS-beoordeling door de afdelingspsychiater niet tot de mogelijkheden, nu deze sinds de vrijwillige opname de behandelverantwoordelijkheid droeg en daarom niet langer onafhankelijk was. Desgevraagd heeft mevrouw [naam waarnemend geneesheer-directeur] op de zitting verklaard dat binnen voornoemde zes daglichturen een onafhankelijk psychiater van de crisisdienst had kunnen worden geraadpleegd, maar dat dit niet is gebeurd.
5.5
Nu door GGZ [naam] is verklaard dat in de onderhavige zaak in strijd met een bestendige gedragslijn is gehandeld, acht de rechtbank het beroep van betrokkene in zoverre gegrond en zal het verweer van de gemeente terzake van de zes daglichturen-maatstaf worden gepasseerd.
5.6
Dan rest de vraag of de burgemeester tekort is geschoten in zijn verantwoordelijkheid zich ervan te vergewissen dat betrokkene binnen voornoemde zes daglichturen is onderzocht door een onafhankelijk psychiater.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester, ook nadat hij zijn handtekening heeft gezet, ten volle verantwoordelijkheid behoort te nemen voor een juiste tenuitvoerlegging van de door hem gegeven last tot inbewaringstelling, zoals ook is overwogen door de rechtbank Maastricht op 15 oktober 2009 (LJN BK0564). Naar het oordeel van de rechtbank had de burgemeester zich ervan dienen te vergewissen dat de betrokkene zo spoedig mogelijk na de vrijheidsontneming alsnog werd onderzocht door een onafhankelijk psychiater. Nu de burgemeester hierin te kort is geschoten, heeft dat tot gevolg dat de vrijheidsontneming van betrokkene gedurende de tijd die is verstreken tussen het moment dat het psychiatrisch onderzoek had moeten zijn uitgevoerd en het daadwerkelijk plaatsvinden daarvan, geacht moet worden onrechtmatig te zijn geweest.
5.7
Nu betrokkene niet conform de richtlijnen van GGZ[naam] binnen zes daglichturen is onderzocht door een onafhankelijk psychiater, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank aanleiding de door betrokkene geleden schade, waarvoor de gemeente [plaats] als publiekrechtelijk rechtspersoon aansprakelijk is, op grond van artikel 28 Wet Bopz voor vergoeding in aanmerking te brengen. Namens betrokkene heeft de advocaat ter zitting de rechtbank verzocht de hoogte van de schadevergoeding in goede justitie te bepalen. De rechtbank ziet aanleiding op dit punt aan te sluiten bij het vastgestelde normbedrag voor de schadevergoeding wegens de ten onrechte in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in een huis van bewaring ter hoogte van € 80,-- per dag.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1
Veroordeelt de gemeente [plaats] om aan betrokkene ten titel van schadevergoeding te betalen een bedrag van € 80 (zegge: tachtig euro).
6.2
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.3
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, als voorzitter, en mrs. M.R. Cox en A.M. Ayal, als leden van deze kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2011.