Zie HR 24 maart 1998, NJ 1998, 557 en HR 21 september 1999, NJ 1999, 786.
HR, 24-05-2011, nr. 10/01395
ECLI:NL:HR:2011:BQ0767
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-05-2011
- Zaaknummer
10/01395
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BQ0767
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ0767, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ0767
ECLI:NL:PHR:2011:BQ0767, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ0767
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑05‑2011
Inhoudsindicatie
HR: 81 RO.
24 mei 2011
Strafkamer
nr. 10/01395
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 februari 2010, nummer 20/003019-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Grave, locatie Oosterhoek" te Grave.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 24 mei 2011.
Conclusie 22‑03‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch wegens 1,2 en 3, telkens ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming’ en 4. ‘Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Voorts bevat het arrest enige bijkomende beslissingen, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 10/01395 en 10/04121. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte heeft mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, één middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel klaagt dat het Hof niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn het verkorte arrest met bewijsmiddelen heeft aangevuld.
5.
Namens verdachte is op 25 februari 2010 beroep in cassatie ingesteld. De aanvulling met bewijsmiddelen is op 19 augustus 2010 door de oudste raadsheer ondertekend. Dit brengt mee dat de termijn als bedoeld in art. 365a, tweede en derde lid, Sv is overschreden. De wet stelt echter geen sanctie op de niet nakoming van die termijn.1.
6.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
7.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
8.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑03‑2011