Hof 's-Hertogenbosch, 21-08-2007, nr. R200700463
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-08-2007
- Zaaknummer
R200700463
- LJN
BB6006
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑08‑2007; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BC5901
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BC5901, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Wetingang
art. 253a Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2008/10
Uitspraak 21‑08‑2007
Inhoudsindicatie
Vervangende toestemming van de vader voor verhuizing van de kinderen naar Zwitserland.
EB
21 augustus 2007
Sector civiel recht
Rekestnummer R200700463
Zaaknummer eerste aanleg 151748 / FA RK 06-4964
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[A.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna: de moeder,
procureur: mr. J.M.H. Vullings,
t e g e n
[B.],
[woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: de vader,
procureur: mr. R.P. den Hoed.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 april 2007, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 4 mei 2007, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat de moeder alsnog gerechtigd zal zijn en vervangende toestemming krijgt om zich vanaf de datum van de in deze af te geven beschikking samen met de minderjarige kinderen van partijen te mogen vestigen in Zwitserland, althans met ingang van een datum als het gerechtshof juist acht.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 juni 2007, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te bevestigen en het verzoek van de moeder af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2007. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder en haar procureur mr. J.M.H. Vullings;
- de vader en zijn procureur mr. R.P. den Hoed;
- mevrouw. E. van den Dam, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 16 maart 2007;
- de brief met bijlagen van de procureur van de moeder d.d. 28 juni 2007.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Uit het huwelijk van de vader en de moeder zijn op [geboortejaar] te [geboorteplaats] [X.] (hierna: [X.]) en op [geboortejaar] te [geboorteplaats] [Y.] (hierna: [Y.]) geboren. De tussen partijen gewezen echtscheidingbeschikking van 28 april 2006 is op 7 juni 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [X.] en [Y.] en de kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder. Tussen de vader en de kinderen geldt een omgangsregeling waarbij de kinderen bij hem verblijven iedere maandag, dinsdag en woensdag tussen de middag, een weekeinde per twee weken van vrijdag na schooltijd tot zondagavond en tijdens de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen de man en de vrouw te regelen.
4.2. Bij een op 30 november 2006 ingekomen verzoekschrift heeft de moeder de rechtbank verzocht te bepalen dat zij gerechtigd zal zijn zich samen met de kinderen bij haar nieuwe partner in Zwitserland te vestigen, nu de vader weigert zijn toestemming hiervoor te verlenen.
De vader heeft hiertegen verweer gevoerd. Hij heeft daarbij het zelfstandig verzoek ingediend te bepalen dat de kinderen voortaan hun hoofdverblijf bij hem zullen hebben.
4.3. Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank zowel het verzoek van de moeder als dat van de vader afgewezen.
De rechtbank heeft voor wat betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder overwogen dat uit de stukken en de mondelinge behandeling ter zitting is gebleken dat de vader een intensief contact heeft gehad met de kinderen vanaf hun geboorte en dat de echtscheiding tussen partijen hierin geen verandering heeft gebracht. Verhuizen naar Zwitserland brengt, volgens de rechtbank, onherroepelijk met zich dat aan de huidige omgangsregeling, waarbij er frequent contact tussen de vader en de kinderen is, een einde komt. De omgangsregeling zal worden teruggebracht naar een maximum van eenmaal per maand, waarbij voorts kanttekeningen kunnen worden gemaakt bij de praktische uitvoerbaarheid en de financiële haalbaarheid daarvan. De mogelijkheid tot gebruikmaking van allerlei moderne communicatiemiddelen leidt in dit verband niet tot een ander oordeel voor de rechtbank aangezien dergelijke middelen nooit dezelfde intensiteit van het contact kunnen bewerkstelligen als omgang, waarbij men in elkaars aanwezigheid is. De rechtbank acht het voorts van belang te overwegen dat de kinderen van partijen nog erg jong zijn. Het onmiskenbare belang dat een kind heeft, dat het in zijn vertrouwde omgeving kan blijven en daarbij een goed contact kan blijven houden met beide ouders, weegt bij jonge kinderen des te zwaarder.
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het niet aannemelijk is geworden dat de kinderen de reeds door de moeder gestelde nauwe band met Zwitserland hebben. De moeder heeft erkend dat er geen sprake is van contacten tussen de kinderen met leeftijdsgenoten ter plaatse. De kinderen hebben weliswaar contacten met de nieuwe partner van de moeder en zijn familie en vrienden, maar deze contacten zijn naar het oordeel van de rechtbank nog oppervlakkig. Daarbij kent de rechtbank betekenis toe aan het feit dat de moeder haar nieuwe partner pas anderhalf jaar geleden voor het eerst heeft ontmoet en dat de kinderen de Duitse taal (nog) niet machtig zijn. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de moeder bij de door haar gewenste verhuizing zich onvoldoende heeft laten leiden door de belangen van de kinderen. Dat de moeder heeft onderzocht of er ter plaatse voor de kinderen goede onderwijsmogelijkheden zijn en of dat onderwijs in dialect of in “hoch Deutsch” wordt gegeven, is bij de belangenafweging niet van doorslaggevende betekenis. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van beide kinderen niet is gediend met een verhuizing naar Zwitserland zoals door de moeder verzocht.
Met betrekking tot de afwijzing van het zelfstandig verzoek van de vader heeft de rechtbank overwogen dat de moeder ondubbelzinnig ter zitting heeft gesteld ingeval van afwijzing van haar verzoek niet met de kinderen naar Zwitserland te zullen verhuizen.
De moeder kan zich met deze beslissing voor zover het de afwijzing van haar verzoek betreft niet verenigen en komt hiervan in hoger beroep. De vader heeft geen (incidenteel) appel ingesteld.
4.4. De moeder heeft in hoger beroep -kort gezegd- aangevoerd dat de vader in het huwelijk veelvuldig weg was en er derhalve geen sprake was van een intensief contact tussen hem en de kinderen. Wanneer de kinderen in [woonplaats] in Zwitserland wonen, kunnen zij ook via moderne communicatiemiddelen een intensief contact met de man onderhouden. De kinderen hebben al wel een nauwe band met Zwitserland; zo woont hun lievelingsoom al jaren daar en hebben zij er inmiddels een uitgebreid sociaal netwerk. De kinderen volgen thans Duitse taallessen.
De moeder heeft voorts aangevoerd dat zij haar huidige partner al jarenlang kent, en ten tijde van de zitting in eerste aanleg anderhalf jaar een relatie met hem had. Op 8 september 2007 zal zij met hem in het huwelijk treden en in januari 2008 verwacht zij ook hun eerste kind. Aangezien de partner een eigen bouwonderneming met 20 man personeel heeft, kan hij zich niet in Nederland vestigen. De moeder meent dat zij de belangen van de kinderen goed heeft afgewogen en dat zij -anders dan de rechtbank- geen problemen verwacht met de praktische uitvoerbaarheid en financiële haalbaarheid van een nieuwe omgangsregeling met de vader.
4.5. De vader heeft daartegen ingebracht dat hij sinds 15 juni 2007 een nieuwe baan heeft, waarbij hij veel vanuit huis kan werken, zoals hij tijdens het huwelijk ook al deed, waardoor hij veel contact met de kinderen had. Ook nu is het geen probleem om de middagen dat de kinderen vanuit school tussen de middag bij hem eten, permanent vrij te houden. De huidige frequentie van de contacten wil hij graag behouden. De reistijd naar [woonplaats] bedraagt tenminste zes uur (enkele reis) en dat kan van de kinderen niet steeds gevergd worden. De vader zou in Zwitserland telkens in een hotel moeten hetgeen extra kosten met zich brengt. De vader stelt dat de kinderen tegen hem zeggen dat zij niet willen verhuizen, maar juist meer bij hem willen zijn en dat een verhuizing tot ontworteling uit de Nederlandse samenleving zou leiden.
Ter zitting heeft de vader hieraan toegevoegd dat hij vreest dat als de kinderen in Zwitserland zouden wonen, het contact tussen hem en de kinderen zal verminderen, omdat de moeder feitelijk niet de intentie heeft om de kinderen te stimuleren om dat contact te onderhouden. Na de scheiding is het namelijk ook niet gelukt om samen overeenstemming te bereiken over de thans geldende omgangsregeling. De man heeft daartoe moeten procederen en een uitspraak van de rechter moeten verzoeken.
Indien de vrouw met de kinderen naar Zwitserland zou verhuizen, zou de man de gang naar de Zwitserse rechter moeten maken ingeval van niet-nakoming of vaststelling van een omgangsregeling, hetgeen hij niet gewenst acht, temeer niet nu hij niet weet welke mogelijkheden het Zwitserse recht hem dan zou bieden.
4.6. Het hof overweegt als volgt.
4.6.1. Nu partijen na hun echtscheiding gezamenlijk belast zijn gebleven met het gezag over [X.] en [Y.], dient het verzoek van de moeder te worden aangemerkt als een verzoek op basis van artikel 1:253a BW. Op grond van dit artikel kunnen geschillen tussen de ouders, die gezamenlijk met het gezag zijn belast, worden voorgelegd aan de rechter. Het verzoek van de moeder in deze dient te worden getoetst aan de vraag of verhuizing naar Zwitserland in het belang van de kinderen is.
4.6.2. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, heeft geoordeeld dat het belang van beide kinderen niet is gediend met een verhuizing naar Zwitserland.
Naar het oordeel van het hof rust op beide ouders, na de echtscheiding, in het algemeen al de plicht om ervoor te zorgen dat de kinderen in staat zijn een goede band met de andere, niet verzorgende ouder op te bouwen, mede met het oog op een goede en evenwichtige emotionele ontwikkeling. Dat vergt van de ouders dat zij goed met elkaar kunnen communiceren en dat het onderlinge contact zonder al teveel emotionele belasting voor de kinderen kan plaatsvinden.
Een verhuizing van de verzorgende ouder naar het buitenland zal voor kinderen een kleinere of grotere emotionele belasting vormen al naar gelang de leeftijd van het kind, de mate van contact met de niet verzorgende ouder en de afstand van de woonplaats van de vader tot de nieuwe woonplaats van de moeder, alsmede de wijze waarop de ouders met elkaar kunnen communiceren, en met elkaar kunnen overleggen.
Vaststaat in deze zaak dat de scheiding van de ouders feitelijk in februari 2005 heeft plaatsgevonden, toen de kinderen respectievelijk 8 jaar en 4 jaar oud waren. Thans zijn zij 10 en 7 jaar oud. Hoewel het hof er zonder meer vanuit gaat dat de moeder er alles aan gedaan heeft om na te gaan of er in Zwitserland goede scholen zijn en mogelijkheden voor de kinderen voor een prettige vrijetijdsbesteding, acht het hof het, evenals de rechtbank, gelet op de relatief nog jonge leeftijd van de kinderen en de meer dan gemiddelde frequentie waarin zij thans contact met de vader hebben, te emotioneel belastend om aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen van Nederland naar Zwitserland.
Een verhuizing naar Zwitserland betekent dat er niet alleen minder frequent, maar ook minder intensief contact zal plaatsvinden tussen de vader en de kinderen. Gelet op de jonge leeftijd van de kinderen acht het hof het in hun belang dat zij kunnen opgroeien in een voor hen vertrouwde omgeving waarbij zij een goed contact kunnen hebben met beide ouders.
Het hof sluit zich aan bij de verklaring van de raad ter zitting dat, voor behoud van een goed en intensief contact tussen de vader en de kinderen bij een verhuizing naar een ander land, de communicatie tussen de ouders erg goed moet zijn. Uit hetgeen zowel de moeder als de vader tijdens de zitting naar voren hebben gebracht en gelet op de strijd gedurende de echtscheiding omtrent het vaststellen van een omgangsregeling, is het hof gebleken dat de communicatie tussen de ouders niet optimaal verloopt.
Op grond van het bovenstaande is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat het belang van beide kinderen niet is gediend met een verhuizing naar Zwitserland. Het hof zal derhalve de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 april 2007.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Everaars-Katerberg, Van Zinnen en Bijleveld-van der Slikke en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.