Hof 's-Hertogenbosch, 25-06-2008, nr. HV 103.010.031/01
ECLI:NL:GHSHE:2008:BD6292
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
25-06-2008
- Zaaknummer
HV 103.010.031/01
- LJN
BD6292
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2008:BD6292, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 25‑06‑2008; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑06‑2008
Inhoudsindicatie
Kan niet worden afgewezen op de grond dat de rechter zo’n onderzoek niet zinvol acht. Ongeoorloofde inmenging in strategie advocaat
dHJ
25 juni 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer:HV 103.010.031/01
Zaaknummer eerste aanleg: 178041 HA RK 07-216
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X.]HOLDING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats],
hierna te noemen: [X.],
appellante,
advocaat: mr. A. Robustella te Ede,
procureur: mr. J.E. Benner,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y.] TRANSPORT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats],
hierna te noemen: [Y.],
geïntimeerde,
advocaat: mr. L. Kuipers te ‘s-Gravenhage,
procureur: mr. L.E.J. Jonker.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank Breda heeft bij beschikking van 23 november 2007 het verzoek van [X.] tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht afgewezen. Een bodemprocedure is nog niet aanhangig gemaakt.
1.2. Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 20 februari 2008, heeft [X.] tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld en geconcludeerd tot het alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, toewijzen van het verzoek, kosten rechtens.
1.3. Het hof heeft het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg ontvangen.
1.4. Het verweerschrift in hoger beroep, tevens houdende incidenteel appel, van [Y.] is bij het hof binnengekomen op 5 juni 2008. Zij concludeert in principaal en incidenteel appel tot afwijzing van het verzoek van [X.] en tot veroordeling van [X.] in de proceskosten in beide instanties.
1.5. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juni 2008. Daarbij waren aan-wezig de heren [A.], de heer [B.] en de advocaten van partijen.
2. De gronden van het verzoek
Voor de gronden van het verzoek en de toelichting daarop verwijst het hof naar het beroepschrift.
3. De beoordeling
In principaal appel
3.1. [X.] is exploitant van een supermarkt. [Y.] bevoorraadt deze supermarkt. Op 27 juni 2006 heeft er een aanrijding plaatsgevonden tengevolge waarvan een auto van [X.], een BMW, die geparkeerd stond in de buurt van de supermarkt, is beschadigd. [X.] heeft gronden te veronderstellen dat een medewerker van [Y.] met een vrachtwagen van [Y.] de aanrijding heeft veroorzaakt. [X.] heeft verzocht om een deskundigenbericht ten einde aan de hand van een reconstructie nadere informatie te verkrijgen over de mogelijke toedracht van de aanrijding dan wel de mogelijkheid van de volgens [Y.] door de chauffeur van [Y.] uitgevoerde manoeuvre. [X.] wil dat wordt vastgesteld of een vrachtwagencombinatie, als die welke haar op 27 juni 2006 heeft beleverd, in de door haar uiteengezette situatie in staat is een nader omschreven verkeersmanoeuvre uit te voeren.
3.2. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen onder meer overwegende dat zij met [Y.] van oordeel is dat een reconstructie - volgens de rechtbank - pas zin heeft nadat vaststaat hetgeen getuigen onder ede hebben verklaard. Hiertegen keert [X.] haar hoger beroep.
3.3. Het hof stelt voorop dat een voorlopig deskundigenonderzoek kan dienen ter voorbereiding en/of ondersteuning van een procedure en in het bijzonder om te beoordelen of het zinvol is om een procedure aan te gaan dan wel voort te zetten. De onderzoeksresultaten kunnen dienen ter informatie aan de rechter en als bewijs. Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek is dan ook in beginsel steeds toewijsbaar indien het verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige. Afwijzing van het verzoek kan op de grond dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig deskundigenonderzoek te verlangen of als het verzoek op een ander zwaarwegend geoordeeld bezwaar afstuit, HR 13 september 2002, NJ 2004/18 en HR 30 maart 2007, NJ 2007/189.
3.4. De grief is mitsdien gegrond. De beoordeling van een verzoek als het onderhavige kan niet worden afgewezen op de grond dat de rechter honorering nog niet zinvol acht. Het is bovendien aan de advocaat van een partij om zijn eigen strategie en beleid te bepalen. Het stond de rechtbank daarom niet vrij ‘de zin’ van het verzoek voor [X.] of voor de rechtbank in haar beoordeling te betrekken. Als [X.] voorafgaande aan eventuele getuigenverhoren - dat die zullen komen staat overigens geenszins vast – een reconstructie verlangt, levert - behoudens bijzondere omstandigheden waarvan niet is kunnen blijken - geen afwijzingsgrond op voor het anderszins toewijsbare verzoek.
3.5 Omtrent de toewijsbaarheid van het verzoek overweegt het hof als volgt.
3.5.1. Anders dan [Y.] betoogt, is, naar het oordeel van het hof, geen sprake van strijd met de goede procesorde en bestaan er geen zwaarwegende bezwaren die aan toewijzing in de weg staan. Het houden van de reconstructie vóórafgaande aan eventuele getuigenverhoren is niet zodanig belastend dat reeds deswege sprake is van strijd met de goede procesorde. De stelling van [Y.] dat zulks anders is omdat de reconstructie gebaseerd is op vooronderstellingen waarvoor geen begin van bewijs aanwezig is, miskent dat de reconstructie ter zake dienend bewijs (belastend en ontlastend) kan opleveren. Ook de omstandigheid dat de schade relatief gering is, € 5.597,83, staat aan toewijzing van het verzoek niet in de weg.
3.5.2. De mening van [X.] dat de reconstructie niet ter zake dienend is, onvoldoende concreet en geen feiten betreft die met een deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen, deelt het hof evenmin. Voorshands valt niet uit te sluiten dat de reconstructie een relevante bijdrage kan leveren aan de beantwoording van de vraag voor [X.] of zij een procedure moet starten dan wel daarvan moet afzien, het in de procedure te voeren debat tussen partijen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de voorliggende situatie en voor de beoordeling van het geschil door de rechter. Het hof merkt hierbij op dat in het kader van de onderhavige beoordeling geen plaats is voor een interpretatie van het reeds voorliggende bewijsmateriaal en een standpuntbepaling omtrent de tussen partijen bestaande geschillen over de feiten.
3.5.3. Het deskundigenbericht kan worden toegewezen nu geen sprake is van redenen die een afwijzing kunnen rechtvaardigen.
3.6. Tussen partijen bestaat overeenstemming over de benoeming van (een mede-werker van) CED Forensic. Naar het hof begrijpt kan worden volstaan met benoeming van één deskundige.
3.7. [X.] heeft in punt 17 van het inleidend verzoekschrift 4 vragen geformuleerd. Het hof zal de deskundige de beantwoording van die vragen opdragen. [Y.] wenst de vraag a. aangevuld te zien aldus dat ook wordt gerapporteerd over mogelijke andere parkeerplaatsen van de BMW dan die waarvan [X.] uitgaat. De wens is voor inwilliging vatbaar. De deskundige dient bij het onderzoek ook de [Y.] genoemde parkeerplaatsen te betrekken.
In eerste aanleg heeft [Y.] naar voren gebracht of het woordje ‘niet’ in vraag c niet moet vervallen. Het hof komt het woordje niet evenwel wel relevant voor, zij het dat de vraag niet zo moet worden uitgelegd dat het aan de deskundige is om te bepalen of de schade aan de BMW is veroorzaakt door een vrachtwagen van [X.]. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter. Het is de taak van de deskundige om over de feiten te rapporteren.
In incidenteel appel
3.8. In incidenteel appel beklaagt [Y.] zich erover dat [X.] niet in de proceskosten is verwezen. [Y.] heeft geen belang bij de grief, nu de beschikking in eerste aanleg niet in stand kan blijven en er bijgevolg een nieuwe proceskostenbeslissing moet volgen.
3.9. De kosten
3.9.1. [X.] zal, als verzoeker, worden belast met de kosten van het deskundigen-onderzoek. Het hof ziet geen aanleiding om [Y.] te verwijzen in de proceskosten voor de eerste aanleg nu het gaat om kosten die [X.] zelf heeft willen maken door het voorlopig deskundigenbericht te vragen. Dit geldt niet ten aanzien van de kosten van het hoger beroep.
3.10. Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
[Y.] heeft geen belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad van deze beschikking, nu daartegen geen rechtsmiddel openstaat.
4. De beslissing
Het hof:
in principaal en incidenteel appel:
4.1. vernietigt de beschikking waarvan beroep,
en opnieuw recht doende:
4.2.1. bepaalt dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in rov. 3.7 van deze beschikking jo punt 17 van het inleidend verzoekschrift van deze beschikking geformuleerde vragen;
4.2.2. benoemt de heer L. Danen van CED Forensic, Rietbaan 40-42 2908 LP Capelle aan den IJssel, tel. 010-28.43.777 tot deskundige ter beantwoording van deze vragen;
4.2.3. verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof;
4.2.4. verzoekt de deskundige tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
4.2.5. bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek zal aanvangen nadat de griffier heeft bericht dat het voorschot is ontvangen;
4.2.6. bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat het voorschot is ontvangen en dat met het onderzoek kan worden aangevangen;
4.2.7. bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal
€ 1.570,80, inclusief btw (begroot op 12 uren à € 110,- exclusief btw), tenzij partij/partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt; in dat geval zal het hof op het bezwaar/de bezwaren beslissen en de hoogte van het voorschot bepalen;
4.2.8. bepaalt dat [X.] het voorschot binnen 4 weken na heden zal overmaken naar rekeningnummer 19.23.25.787 ten name van Arrondissement 536 ‘s-Hertogenbosch;
4.2.9. verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
4.2.10. bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
4.2.11. bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
4.2.12. bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundi¬ge moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmer-kingen en verzoeken;
4.2.13. benoemt mr. W.H.B. den Hartog Jager tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige en (de advocaten van) partijen zich, door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft.
4.3. veroordeelt [Y.] in de kosten van dit hoger beroep aan de zijde van [X.] gevallen, tot op heden begroot op € 303,- voor vast recht en op € 894,- voor salaris procureur.
4.4. wijst af hetgeen meer of anders door partijen is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Feddes en Tjong Tjin Tai en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.