Hof 's-Hertogenbosch, 09-05-2006, nr. R06/00205
ECLI:NL:GHSHE:2006:AX1224
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
09-05-2006
- Zaaknummer
R06/00205
- LJN
AX1224
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AX1224, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 09‑05‑2006; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
VR 2007, 153
Uitspraak 09‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht op grond van zwaarwichtige redenen, hierin bestaande dat er een eerder voorlopig deskundigenbericht is en dat de deskundigen onderling verdeeld zijn (whiplash).
KvS
9 mei 2006
Rekestenkamer
Rekestnummer R06/00205
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak van:
de naamloze vennootschap London Verzekeringen N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster,
hierna te noemen: London,
procureur mr. W.B. Swane,
t e g e n
[Naam verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: [X.],
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven.
1. De gang van zaken
1.1. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 februari 2006, heeft London verzocht een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten.
1.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 maart 2006, heeft [X.] verzocht London niet ontvankelijk te verklaren, althans het door haar gevraagde aan haar te willen ontzeggen als ongegrond, met veroordeling van verzoekster in de kosten van de procedure.
1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 april 2006. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. J.R. Meelker, advocaat van London,
- mw. [X.], verzoekster,
- mr. P.C.M. ten Brummelhuis, advocaat van verzoekster.
1.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties overgelegd bij het verzoekschrift en het verweerschrift;
- de brief met bijlagen van de procureur van London d.d. 13 april 2006,
- de ter zitting overgelegde pleitnota van de advocaat van London.
2. De gronden van het verzoek
Het hof verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift.
3. De beoordeling
3.1. Op 29 april 1997 heeft er een aanrijding plaatsgevonden tussen een door [X.] bestuurd motorrijtuig en een bij London, destijds nog Elvia Verzekeringen genaamd, in het kader van de WAM verzekerd motorrijtuig. London heeft aansprakelijkheid erkend en in dat kader voorschotten aan [X.] uitgekeerd. Eind 1999 heeft London de betaling van de voorschotten stopgezet en zich op het standpunt gesteld dat het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de door [X.] gestelde klachten niet aannemelijk was. [X.] stelde zich op het standpunt dat ter vaststelling van dit oorzakelijk verband en de overige, voor de schadevaststelling en schaderegeling relevante aspecten, een onafhankelijke neurologische beoordeling nodig was. London heeft dat weersproken en was slechts bereid tot een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek. [X.] heeft zich vervolgens laten onderzoeken door neuroloog dr. Oosterhoff, verbonden aan het Neuro Orthopedisch Centrum (hierna: N.O.C.) te [vestigingsplaats], die tot een post whiplashsyndroom van blijvende aard, met blijvende beperkingen concludeerde.
3.3. Vervolgens heeft [X.] London in kort geding gedagvaard waarna London bij vonnis van 23 februari 2001 veroordeeld werd tot betaling van een nader voorschot. Daarbij kende de president doorslaggevende betekenis toe aan het feit dat London geweigerd had mee te werken aan een onafhankelijk neurologisch onderzoek van [X.].
3.4. Voorts heeft [X.] London gedagvaard voor de rechtbank Roermond op grond van artikel 6:162 BW terzake van letselschade en haar vordering berekend op € 216.277,99. London heeft een verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht ingediend met het verzoek dit te laten verrichten door de zenuwarts dr. J.M.E. van Zandvoort. De rechtbank Roermond heeft het verzoek tot het gelasten van een voorlopige deskundigenbericht bij beschikking van 20 juni 2002 toegewezen en neuroloog prof. dr. Zwarts tot deskundige benoemd. Deze heeft op 24 maart 2003 gerapporteerd en geconcludeerd dat [X.] klachten heeft die deels veroorzaakt worden door een post whiplashsyndroom, deels door een preëxistente neiging tot somatisatie met het daarbij behorende klachtenpatroon. London heeft in de bodemprocedure de conclusies en bevindingen van prof. Dr. Zwarts gemotiveerd weersproken maar de rechtbank heeft die bezwaren verworpen en de vordering van [X.] toegekend tot een bedrag van € 196.345,-. Daartegen is London bij dit hof in hoger beroep gekomen. Er is nog niet van grieven gediend.
3.5. London voert ter onderbouwing van haar huidige verzoek aan dat zij behoefte heeft aan een voorlopige deskundigenbericht om bewijs te kunnen leveren van haar stellingen, ondermeer dat geen sprake was van oorzakelijk verband tussen de aanrijding van 29 april 1997 en de door [X.] gestelde gevolgen. London hoopt en rekent erop met het uit te brengen deskundigenbericht bewijs te kunnen leveren tegen het rapport van prof. dr. Zwarts. Naast onderbouwde kritiek is een contra-deskundigenbericht het enige dat London ter beschikking staat om de rapporten van dr. Oosterhoff en prof. dr. Zwarts ter discussie te stellen. Daarnaast wenst London zekerheid te verkrijgen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure voort te zetten. Voor de door London voorgestelde vraagstelling aan de deskundige verwijst het hof naar punt 12 van het verzoekschrift.
3.6. [X.] stelt zich op het standpunt dat London misbruik maakt van recht waartoe zij aanvoert dat eerder een voorlopig deskundigenonderzoek door London is gevraagd en is toegewezen in de procedure waarin thans het hoger beroep aanhangig is. [X.] maakt bezwaar tegen nieuwe onderzoeken en acht deze een ongeoorloofde inbreuk op haar privacy nu zij al medewerking heeft verleend aan een eerder door London gedaan verzoek tot voorlopig deskundigenbericht, ondanks dat reeds rapporten beschikbaar waren van of vanwege het N.O.C. te [vestigingsplaats]. Desgevraagd heeft [X.] ter zitting verklaard dat het ongeluk voor haar traumatisch was en dat het voor haar in dat opzicht vervelend is om steeds weer vragen daarover te beantwoorden, te meer nu zij reeds twee onderzoeken heeft ondergaan en de situatie thans niet gewijzigd is. Afgezien hiervan is er geen bijzondere reden waarom het onderzoek extra belastend voor [X.] zou zijn. [X.] maakt subsidiair bezwaar tegen de door London voorgestelde deskundige, die behoort tot de artsen die betwisten dat whiplashletsel bestaat en tegen de vraagstelling aan de deskundige
3.7. Het hof oordeelt als volgt.
3.7.1. Een voorlopig deskundigenonderzoek kan dienen ter voorbereiding en/ of ondersteuning van een procedure en in het bijzonder om te beoordelen of het zinvol is om een procedure aan te gaan dan wel voort te zetten. Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek is dan ook toewijsbaar indien het verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige tenzij het verzoek in strijd is met een goede procesorde, misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig deskundigenonderzoek te verlangen of als het verzoek op een ander zwaarwegend geoordeeld bezwaar afstuit, HR 13 september 2002, NJ 2004, 18.
3.7.2. Naar het oordeel van het hof is hier sprake van laatstgenoemde afwijzings-grond. London heeft verzocht om een voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten om haar proceskansen te beoordelen en om bewijs te kunnen leveren van haar stellingen. Nu er in eerste aanleg reeds een voorlopig deskundigenonderzoek heeft plaatsgevonden en niet gesteld wordt dat de situatie sindsdien gewijzigd is, moet London in staat geacht worden haar proceskansen te beoordelen.
3.7.3. Het verzoek is echter slechts in beperkte mate ingegeven om de proceskansen te beoordelen. London wil veeleer proberen haar proceskansen te verbeteren door een voor haar meer gunstiger deskundigenrapport aan de processtukken toe te voegen. Aan London kan worden toegegeven dat in het algemeen, maar zeker in de onderhavige zaak, een andere deskundige tot een ander, voor London gunstiger, oordeel zou kunnen komen en dat zij derhalve in zoverre belang heeft bij haar verzoek. Met name in letselschadezaken als hier aan de orde (whiplash) zal dit fenomeen zich voordoen nu er twee kampen lijken te bestaan die tot tegenstrijdige (deskundige) oordelen aanleiding kunnen geven. Het is daarom ook dat London persisteert bij de benoeming van de door haar genoemde deskundige, waar – mede om deze reden – [X.] juist bezwaar heeft tegen benoeming van de voorgestelde deskundige.
3.7.4. Naar het oordeel van het hof dient de kamer die over het onderhavig verzoek oordeelt zoveel terughoudendheid te betrachten om terzake een standpunt in te nemen en vooruit te lopen op hetgeen de zittingsrechter in deze relevant voor de beoordeling vindt, dat reeds dit aspect, en het feit dat partijen geen overeenstemming hebben over de te benoemen deskundige, als voldoende zwaarwegend bezwaar kan worden aangemerkt. Daarbij neemt het hof uitdrukkelijk mede in overweging dat er inmiddels al twee deskundigenrapporten voorhanden zijn, waarvan één naar aanleiding van een in eerste aanleg verzocht voorlopig deskundigenonderzoek. Dat de rechtbank bij die benoeming London niet is gevolgd in haar voorstel voor een te benoemen deskundige noopt het hof niet tot een ander oordeel.
3.7.5. Voor zover in het standpunt van London moet worden gelezen dat juist het feit dat de deskundigen verdeeld zijn aanleiding zou moeten vormen voor het benoemen van deskundigen uit beide kampen, verwerpt het hof dit standpunt. Weliswaar valt niet uit te sluiten dat de bodemrechter in geval van toewijzing van het verzoek bij zijn beoordeling van de vorderingen zal kunnen putten uit aspecten van beide, dan mogelijk deels tegenstrijdige deskundigenrapporten, maar het is niet aan deze kamer om te beoordelen of de zittingsrechter dat in casu gewenst en nuttig acht.
3.7.6. Ten aanzien van het argument dat een voorlopig deskundigenonderzoek noodzakelijk is om bewijs te kunnen leveren van haar stellingen oordeelt het hof als volgt. Het onderhavig geschil spitst zich kennelijk toe tot de vraag of er causaal verband bestaat tussen de aanrijding en het letsel. Het antwoord op deze vraag ligt niet, althans niet uitsluitend, besloten in (bij betwisting) te bewijzen feiten, maar steunt in hoge mate op een waardering van de voorhanden feiten en omstandigheden. Daarbij is het deskundigenrapport één van de factoren die de rechter kan dienen. Het is aan London om, in het geval van een voor haar ongunstig deskundigenrapport, de rechter ervan te overtuigen dat de bevindingen van het rapport niet deugen of tot een andere conclusie moeten leiden dan die door de deskundige gemaakt. De omstandigheid dat er andere deskundigen zijn die tot een andere waardering (kunnen) komen, is een feit dat de bodemrechter in de onderhavige zaak ongetwijfeld bekend is. Daarvoor is geen nieuw deskundigenrapport nodig. Voor een nieuw (voorlopig) deskundigenrapport zou wellicht plaats zijn als London reeds nu steekhoudende argumenten had aangevoerd tegen het rapport van prof. Zwarts, maar dit laat zij na. Haar verzoek is in overwegende mate ingegeven door de verwachting dat de door haar voorgestelde deskundige het causaal verband anders zal waarderen. Ook hierin ligt een zwaarwegend bezwaar voor toekenning van het verzoek.
Een deskundigenonderzoek dient – voor zover het de waardering van feiten betreft – primair tot voorlichting van de rechter. In zoverre kan het argument van London, dat haar hoger beroep zonder nieuw deskundigenbericht bij voorbaat kansloos is, niet slagen.
3.7.7. In eerste aanleg heeft er op verzoek van London, gegrond op dezelfde argumenten als het onderhavige verzoek, een voorlopig deskundigenonderzoek, uitgevoerd door prof. dr. Zwarts, plaatsgevonden. Het is aan de bodemrechter in de aanhangige hoger beroep procedure om te beoordelen in hoeverre dit rapport kan dienen ter beoordeling van de stellingen van partijen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat London onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht om op voorhand te concluderen dat voornoemde rapportage van prof. dr. Zwarts op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De conclusie van dupliek waar London naar verwijst in haar ‘aantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling’ bevindt zich niet bij de stukken. Evenmin is gebleken van een voortgeschreden inzicht naar aanleiding van de procedure in eerste aanleg voor wat betreft de vraagstelling – het hof constateert dat de in hoger beroep voorgestelde vraagstelling in hoofdlijnen overeenkomt met de aan prof. dr. Zwarts voorgelegde vragen – of voor wat betreft de benodigde deskundigheid.
3.7.8. Voorts heeft London naar het oordeel van het hof onvoldoende gesteld ter onderbouwing van de stelling dat er juist in deze fase van de procedure een nieuw deskundigenonderzoek zou moeten plaatsvinden. Gelet op de aard van een deskundigenonderzoek, namelijk primair het voorlichten van de rechter al kan het ook bijdragen tot het bewijs van feiten of tot beter zicht op de feiten, ligt het voor de hand om een deskundigenonderzoek in de bodemprocedure te verzoeken, waarbij het hof kan beoordelen of het een deskundigenonderzoek noodzakelijk acht, zo ja welke vragen aan de deskundige voorgelegd dienen te worden en wie tot deskundige benoemd wordt, nu partijen daarover van mening verschillen. Niet gebleken is van een dringende noodzakelijkheid om een deskundigenonderzoek in deze fase van de procedure te verzoeken. Het argument dat de rapportage van prof. dr. Zwarts inmiddels 4 jaar oud is kan niet slagen reeds omdat, naar blijkt uit hetgeen onder 3.7.2. is overwogen, ervan moet worden uitgegaan dat [X.] (gezondheids)situatie ongewijzigd is. Wanneer het hof zou overgaan tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek dan zou dit onderzoek eveneens gedateerd zijn wanneer het in de bodemprocedure een rol kan gaan spelen.
3.7.9. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigen- onderzoek wegens de aanwezigheid van zwaarwichtige redenen, moet worden afgewezen.
4. De beslissing
Het hof:
wijst af het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Grapperhaus en Goyaerts en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 mei 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.