HR, 20-09-2011, nr. S 10/02497
ECLI:NL:HR:2011:BQ6766
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-09-2011
- Zaaknummer
S 10/02497
- LJN
BQ6766
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ6766, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ6766
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzet aanwezigheid van hennep.
20 september 2011
Strafkamer
nr. S 10/02497
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 11 februari 2010, nummer 21/002471-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van het bewezenverklaarde opzet.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 7 maart 2007 te Twello, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21850 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en een andere opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 7 maart 2007 begaven wij ons naar perceel [a-straat 1] te [plaats], gemeente Voorst. Een manspersoon, naar later bleek de verdachte [verdachte], deelde ons mede bewoner te zijn. Met zijn toestemming hebben wij in de woning rondgekeken. Op de overloop aangekomen, zagen wij een zogenaamde vlizotrap naar de zolderverdieping openstaan. Op dat moment kwam een manspersoon, naar later bleek verdachte [medeverdachte], de trap af naar ons toe. Hierop werd door ons op de zolder gekeken. Aldaar troffen wij een zogenaamde hennepdrogerij aan. Wij zijn overgegaan tot inbeslagneming van de aangetroffen hennep."
2. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 7 maart 2007 werd in perceel [a-straat 1] te [plaats] een hoeveelheid gedroogde hennep in beslag genomen. Ik heb deze inbeslaggenomen hennep gewogen bij de Technische Recherche te Apeldoorn. Na weging zag ik dat het totale gewicht van de inbeslaggenomen hennep 21,85 kilogram bedroeg."
3. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 7 maart 2007 werd een monster genomen van een hoeveelheid hennep, afkomstig van een zolder van het woonhuis [a-straat 1] te [plaats]. Middels de narcotica-test werd het monster getest. Totaal gewicht van de hennep betreft 21,85 kilo. De testen werden verricht met behulp van het testbuisje nr. 8 van de Marguis Reagent Narcotest. Bij de geteste stoffen vertoonden de reageerbuizen een blauw/grijze verkleuring. Dit betekent dat de geteste stof het bestanddeel THC bevat, welke staat vermeld op lijst II van de Opiumwet."
4. een uittreksel uit de Gemeentelijke Basis Administratie, gedateerd 11 januari 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Naam:[verdachte]
Voorna(a)m(en):[verdachte]
Geboren op:[geboortedatum]1972 te [geboorteplaats]
Historische GBA-adressen
(...)
Vanaf:08-02-2007
Woonadres:[a-straat 1]
[0000 AA] [plaats]
Vanaf:07-04-2006
Adres:zonder vaste woon- of verblijfplaats
Vanaf:08-02-2007
Woonadres:[a-straat 1]
[0000 BB] [plaats]
Vanaf:31-01-2005
Woonadres:[a-straat 1]
[0000 BB] [plaats]"
5. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"U trof mij vanmiddag aan in de woning waar ik woon. Dat is de [a-straat 1] in [plaats]. Dit is de woning waar ik ingeschreven ben. Op het moment dat u binnenkwam, was ik op zolder bezig. Ik was daar het raamwerk aan het maken voor een net waar planten op gedroogd moesten worden. Dit betroffen dezelfde planten als die welke daar reeds lagen te drogen."
6. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik woon in [plaats], [a-straat 1]. Ik woon daar samen met de Poolse man die samen met mij werd aangehouden. Hij heet [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]). Ik sta bij het bevolkingsregister van de gemeente Voorst ingeschreven op eerder vermeld adres."
7. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Toen de politie vanmiddag aan de deur kwam, was ik met een houten constructie, een stellage, bezig. Ik ben toen naar beneden gegaan. De politie vroeg toen of zij binnen mochten kijken. Ik vond dat goed. Ik was op dat moment met [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) in de woning. [Medeverdachte] was op zolder bezig. Ik was aan het zagen op de eerste verdieping en hij zou de planken op zolder aan de muur vastmaken. Op de stellage lagen bladeren. Ik ben bewoner van de woning."
8. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 7 maart 2007 bevond ik mij samen met [medeverdachte] in het pand, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]. Men had mij gevraagd om boven op zolder planken te maken. Ik heb na mijn werk samen met [medeverdachte] boven op zolder planken gemaakt. Ik heb toen planten zien liggen. Het is mij opgevallen dat de planten een geur verspreidden. Dit maakte mij nieuwsgierig.
De voorzitter houdt mij voor dat ik vanaf januari 2005 op het adres [a-straat 1] in [plaats] in Nederland in de gemeentelijke basisadministratie ben ingeschreven. Dat is juist."
2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet wist dat de in de woning aangetroffen bladeren hennep waren. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte (derhalve) geen opzet -ook niet in voorwaardelijke vorm- heeft gehad op de aanwezigheid van hennep.
Het hof merkt hieromtrent op dat de grote hoeveelheid hennepbladeren in beslag is genomen in de woning waar verdachte verbleef en volgens de Gemeentelijke Basis Administratie reeds meer dan twee jaar stond ingeschreven. Verdachte was dus geen nieuwkomer in Nederland. Daar komt bij dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op het moment van aantreffen van de hennepbladeren bezig waren met het maken van een raamwerk/stellage ten behoeve van de verwerking van deze bladeren.
Gelet op het bovenstaande acht het hof het niet aannemelijk dat verdachte niet wist dat de aangetroffen bladeren hennep waren. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
Op 7 maart 2007 bevond ik mij samen met [medeverdachte] in het pand gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]. De politie kwam aan de deur, omdat men [betrokkene 1] wilde arresteren. Zij hebben hem gezocht, maar niet gevonden.
Tegenover de politie heb ik verklaard dat ik in voornoemd pand woonde. Ik had daar een kamer gehuurd. Ik weet niet hoeveel mensen er in het huis woonden. Ik denk twee à drie personen.
Ik ben bouwkundig vakman. Men had mij gevraagd om boven op zolder planken te maken. Ik heb dat na mijn werk samen met [medeverdachte] gedaan. Ik heb toen planten zien liggen, maar ik wist niet dat het hennep was.
Ik heb de planten niet eerder dan op 7 maart 2007 in huis zien liggen. Ik denk dat de planten die dag zijn binnengebracht. Ik heb geen plantenresten op de grond zien liggen. Het is mij opgevallen dat de planten een geur verspreidden. Dit maakte mij nieuwsgierig.
Ik kom uit Polen, maar ik verblijf sinds 2006 in Nederland. Ik wist tot voor kort niet wat hennep was in Polen hebben wij geen hennep. De voorzitter houdt mij voor dat ik vanaf januari 2005 op het adres [a-straat 1] in [plaats] in Nederland in de gemeentelijke basisadministratie ben ingeschreven. Dat is juist. Ik heb toen één week in Nederland gewerkt, maar ik ben daarna weer teruggegaan naar Polen. Omdat ik in Nederland werkte, moest ik mij inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Iemand is toen met mij meegegaan naar de gemeente om mij in te schrijven.
(...)
De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, waarbij de raadsman onder meer aanvoert -zakelijk weergegeven-:
(...)
Ik had graag getuigen willen meenemen als ik daarmee kon aantonen dat mijn cliënt niet wist van het bestaan van hennep. De vraag is alleen hoe bewijs je dat. Mijn cliënt komt uit de binnenlanden van Polen en zegt dat hij dergelijke planten niet eerder heeft gezien. Hij wist niet wat het was en wanneer de planten precies de woning zijn binnengekomen. De advocaat-generaal stelt dat er een onderzoeksplicht rustte op mijn cliënt. Er moet echter wel gelegenheid zijn om daaraan te kunnen voldoen. Mijn cliënt is door bepaalde figuren aan het werk gezet, waarschijnlijk tegen een laag salaris. Hij werkt hard en hij doet wat hem wordt opgedragen. De politie heeft geconstateerd dat het kennelijk de eerste keer was dat er hennep in de woning aanwezig was. Mijns inziens is opzet niet te bewijzen, ook niet door middel van de krampachtige constructie van opzet in voorwaardelijke zin. Mijn cliënt heeft zich niet willens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans en die vervolgens op de koop toegenomen, dat er verboden planten lagen. Mijn cliënt dient daarom primair te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair vind ik -anders dan de advocaat-generaal- de straf behoorlijk hoog voor een first-offender, gezien de ernst van het feit en het feit dat mijn cliënt daarna niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ik verzoek het hof daarom in geval van bewezenverklaring cliënt een werkstraf op te leggen."
2.4. Gelet op hetgeen door en namens de verdachte in hoger beroep is aangevoerd, behoefde het oordeel van het Hof dat bij de verdachte sprake was van opzet op de aanwezigheid van de hennep, nadere motivering. De bewezenverklaring is in dit opzicht dus ontoereikend gemotiveerd. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 20 september 2011.