Hof 's-Gravenhage, 12-01-2007, nr. 05/1071
ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8858
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
12-01-2007
- Zaaknummer
05/1071
- LJN
AZ8858
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht (V)
Verkeersrecht / Aansprakelijkheid
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8858, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 12‑01‑2007; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BD3129
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BD3129, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
VR 2007, 105
JA 2007/38
JAR 2007/68 met annotatie van Mr. dr. M.S.A. Vegter
Uitspraak 12‑01‑2007
Inhoudsindicatie
Arbeidsongeval verzorgingshulp. Tijdens werktijd eenzijdig ongeval met de fiets door gladheid op de openbare weg. Werkgever aansprakelijk ex 7: 611 BW.
Uitspraak: 12 januari 2007
Rolnummer: 05/1071
Rolnummer rechtbank: 05-1548
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE,
negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
STICHTING MAATZORG/DE WERVEN,
gevestigd te Delft,
appellante,
hierna te noemen: Maatzorg,
procureur: mr. P.S. Kamminga,
tegen
[WERKNEEMSTER],
wonende te X,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [werkneemster],
procureur: mr. R.M. van Opstal.
Het geding
Bij exploot van 26 juli 2005 is Maatzorg in hoger beroep gekomen van het vonnis van 16 juni 2005 door de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven (met productie) heeft Maatzorg zes grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door [werkneemster] bij memorie van antwoord (met productie) zijn bestreden. Ter zitting van het hof van 24 november 2006 hebben partijen hun standpunten mondeling doen toelichten, Maatzorg door mr. A.B.M. Kooijmans, advocaat te Eindhoven en [werkneemster] door haar procureur, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder ‘1. Vaststaande feiten’ van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.
2. Het geschil gaat over het volgende.
2.1. [werkneemster], geboren op [….] 1963, is op 18 februari 2002 in dienst getreden bij Maatzorg als verzorgingshulp B.
2.2. De functie van verzorgingshulp B houdt in het verrichten van werk-zaam-heden bij hulpbehoevenden thuis.
2.3. In het kader van haar werkzaamheden diende [werkneemster] zich van huis naar huis te verplaatsen, hetgeen zij deed per fiets. De tijd die daarvoor benodigd was, werd beschouwd als werktijd en werd door Maatzorg uitbetaald.
2.4. Op 6 januari 2003 is [werkneemster] tijdens werktijd bij het fietsen van de ene hulpbehoevende naar de andere hulpbehoevende gevallen, als gevolg van gladheid op de openbare weg.
2.5. Bij voornoemd eenzijdig ongeval heeft [werkneemster] een dubbele fractuur (een spiraalbreuk) van het scheenbeen opgelopen.
2.6. [werkneemster] lijdt door het ongeval schade en is daarvoor niet verzekerd.
2.7. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is vanwege een reorganisatie bij beschikking van de rechtbank van 23 september 2004 ontbonden per 1 december 2004. [werkneemster] heeft hierbij een vergoeding conform het destijds geldende sociaal plan ontvangen, waarbij voornoemde schade uitdrukkelijk niet is betrokken.
2.8. (De gemachtigde van) [werkneemster] heeft Maatzorg onder meer bij brief van 27 januari 2005 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval.
2.9. Bij brief van 2 februari 2005 heeft (de verzekeraar van) Maatzorg meegedeeld dat geen aansprakelijkheid wordt erkend.
2.10. Bij dagvaarding in eerste aanleg van 23 februari 2005 heeft [werkneemster] gevorderd:
I. voor recht te verklaren dat Maatzorg aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het verkeersongeval dat [werkneemster] op 6 januari 2003 heeft bekomen;
II. Maatzorg te veroordelen tot een schadevergoeding, nader op te maken bij staat;
III. Maatzorg te veroordelen in de kosten van het geding.
2.11. De rechtbank heeft in het vonnis van 16 juni 2005 onder meer overwogen dat Maatzorg in beginsel op grond van artikel 7: 658 BW aansprakelijk is voor de door [werkneemster] ten gevolge van het ongeval geleden schade, tenzij Maatzorg aantoont dat zij de in lid 1 van bedoeld artikel genoemde verplichtingen is nagekomen. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat Maatzorg aan haar zorgverplichting ex artikel 7: 658 BW heeft voldaan en geconcludeerd dat de vordering op de primaire grondslag van voornoemd artikel niet kan slagen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat nu in casu het ongeval plaatsvond tijdens de uitoefening van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst van Maatzorg als goed werkgever verlangd mocht worden, dat zij de risico’s die aan het vervoer voor [werkneemster] als haar werknemer verbonden waren tot een minimum zou beperken. Het is daarbij niet van (doorslaggevend) belang of sprake is van vervoer met een motorvoertuig dan wel met een fiets, nu de kans op het ontstaan van een ongeval bij beide vervoermiddelen zonder meer bestaat en bij een fietser – gelet op diens relatief kwetsbare positie in het verkeer – zelfs in versterkte mate aanwezig kan worden geacht. Teneinde haar medewerkers er toe te brengen risico’s tijdens het vervoer (behorende tot de werkzaamheden) te mijden, mag van Maatzorg verlangd worden deze medewerkers effectief te waarschuwen voor bijzondere risico’s en de mogelijke gevolgen daarvan. En voor het geval een risico zich desondanks zou verwezenlijken mag van Maatzorg als goed werkgever verlangd worden de gevolgen daarvan voor haar rekening te nemen, al dan niet door het te voren afsluiten van een adequate verzekering. De rechtbank heeft aansprakelijkheid op grond van artikel 7: 611 BW aangenomen, de verklaring voor recht toegewezen en heeft Maatzorg veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en de proceskosten.
2.12. Ter zitting bij het hof heeft [werkneemster] verklaard thans voltijds receptie-werkzaamheden (bij een andere werkgever) te verrichten.
3. Grief I luidt als volgt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter in r.o. 4.6 van het vonnis van 16 juni 2005 bepaald dat [werkneemster] aan meer dan normale risico’s is blootgesteld.”
4. Grief 2 luidt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter in r.o. 4.7 van het vonnis van 16 juni 2005 bepaald dat van een effectief waarschuwen voor de risico’s die aan het vervoer voor [werkneemster] verbonden waren geen sprake is.”
5. Grief 3 luidt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter in r.o. 4.6 van het vonnis van 16 juni 2005 bepaald dat voor het geval een risico zich desondanks zou verwezenlijken van Maatzorg/De Werven als goed werkgever verlangd mag worden de gevolgen daarvan voor haar rekening te nemen, al dan niet door het te voren afsluiten van een adequate verzekering. In het onderhavige geval is weliswaar sprake van een door Maatzorg/De Werven afgesloten verzekering, maar nu deze verzekering geen aansprakelijkheid blijkt te erkennen voor een ongeval als het onderhavige en de verzekeraar derhalve niet tot uitkering van enige schadevergoeding is overgegaan, kan deze verzekering reeds daarom niet als adequaat worden aangemerkt, zo overweegt de kantonrechter in r.o. 4.7 ten onrechte verder.”
5. Grief 4 luidt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter in r.o. 4.8 van het vonnis van 16 juni 2005 bepaald dat aan de stelling van Maatzorg/De Werven, dat zij er [werkneemster] op gewezen heeft dat zij een ongevallenverzekering kon afsluiten, nu [werkneemster] deze stelling heeft betwist, en Maatzorg/De Werven heeft nagelaten die stelling voldoende te adstrueren, als onvoldoende onderbouwd voorbij wordt gegaan.”
6. Grief 5 luidt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter in r.o. 4.8 van het vonnis van 16 juni 2005 geoordeeld dat, indien de stelling van Maatzorg/De Werven inhoudende dat zij er [werkneemster] op gewezen heeft dat zij een ongevallenverzekering kon afsluiten, wel zou komen vast te staan, dit er niet, althans niet zonder meer, zou toe leiden dat van een aansprakelijkheid van Maatzorg/De Werven voor de door [werkneemster] geleden schade geen sprake meer zou kunnen zijn, dit mede gelet op hetgeen is overwogen in het arrest van de Hoge Raad d.d. 18 maart 2005 (JAR 2005,100).”
7. Grief 6 luidt:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter bepaald dat het in r.o. 4.6 van het vonnis van 16 juni 2004 (hof: 2005) bedoelde bijzondere risico zich heeft verwezenlijkt en dat geoordeeld dient te worden dat van Maatzorg/De Werven op grond van goed werkgeverschap verlangd mag worden dat zij de schade die [werkneemster] tengevolge van het ongeval op 6 januari 2003 heeft geleden en nog zal lijden voor haar rekening zal nemen zodat de gevorderde verklaring voor recht ter zake van de aansprakelijkheid ex artikel 7: 611 BW zal worden toegewezen.”
8.1. In de toelichting op de grieven brengt Maatzorg het volgende naar voren.
8.2. Het zich per fiets begeven op de openbare weg kan niet gekwalificeerd worden als het worden blootgesteld aan een meer dan normaal risico.
8.3. Er is sprake van een eenzijdig ongeval en niet van een verkeersongeval met een andere weggebruiker waarbij [werkneemster] als fietser een kwetsbare positie had.
8.4. Maatzorg heeft alles gedaan wat redelijkerwijze van haar verwacht kon worden om de – geringe – risico’s die aan het fietsen op de openbare weg tijdens slecht weer verbonden zijn tot een minimum te beperken. Daarbij dient in aan-merking te worden genomen dat Maatzorg geen enkele zeggenschap heeft over de toestand van het openbare wegdek alwaar [werkneemster] met haar fiets ten val is gekomen.
8.5. Maatzorg heeft middels de schriftelijke handreiking “Zorgverlening tijdens extreem slechte weeromstandigheden” alle denkbare redelijke maatregelen getroffen teneinde de risico’s tijdens het reizen van het ene zorgadres naar het andere zorgadres tot een minimum te beperken. In deze handreiking wordt onder meer bepaald dat werknemers, indien zij geconfronteerd worden met extreem slechte weersomstandigheden, binnen kantoortijd ter zake advies kunnen vragen aan de leidinggevende of buiten kantoortijd met (het hoofd van) de bereikbare dienst. Verder is bepaald dat op kosten van Maatzorg gebruik kan worden gemaakt van een taxi. Indien vervoer per taxi niet mogelijk is, mag de hulpbehoevende/cliënt worden afgebeld. [werkneemster] was bekend met deze procedure, maar heeft verzuimd deze te volgen.
8.6. Werknemers bij Maatzorg kunnen gebruik maken van een met Centraal Beheer samengesteld (ongevallen)verzekeringspakket waarnaar verwezen wordt in het aan [werkneemster] overhandigde personeelshandboek. Hierin staat voor zover relevant:
“5.7. VERZEKERINGEN
Maatzorg heeft met Centraal Beheer voor u een aantrekkelijk verzekeringspakket samengesteld tegen speciale premies en voorwaarden. Niet alleen ú kunt hiervan gebruik maken, maar ook uw partner. Tevens geldt deze regeling voor uw kinderen die studie-financiering ontvangen of waarvoor u kinderbijslag ontvangt. U heeft zelf rechtstreeks contact met Centraal Beheer, dus zonder tussenkomst van Maatzorg. Wij hebben er alle vertrouwen in voor u de weg te hebben geopend naar een vertrouwde en goed bekend staande verzekerings-maatschappij. U kunt er uw voordeel mee doen. De premies van Centraal Beheer liggen al op een laag niveau en daar komen de extra kortingen en speciale voorwaarden nog eens bij. Het pakket personeelsvoorzieningen omvat de volgende diensten:
? autoverzekering
? huiseigenaren/huurders verzekering
? gezinsongevallenverzekering
? overlijdensrisicoverzekering
? hypotheek.
Als u geïnteresseerd bent in een van deze diensten, kunt u voor meer informatie of het aanvragen van een folder direct bellen met Centraal Beheer. (…)”
9.1. [werkneemster] betwist een personeelshandboek te hebben ontvangen. Zij stelt dat zij slechts een losse ringbandmap met losse hoofdstukken heeft ontvangen waarin de bladzijden met de “handreiking zorgverlening tijdens extreem slechte weersomstandigheden” en het aanbieden van een ongevallenverzekering ontbraken.
9.2. [werkneemster] stelt verder dat voornoemde handreiking niet bedoeld is als een instructie om de werknemers te behoeden voor eventuele gevaren, maar als instructie om de zorgverlening bij extreem slechte weersomstandigheden te waarborgen. Hierin staat onder meer: “In de praktijk komt het voor dat medewerkers van Maatzorg geconfronteerd worden met extreem slechte weersomstandigheden waardoor de zorgverlening ernstig bemoeilijkt wordt. (…) Wellicht dat het formuleren van handreikingen op papier de uitvoerende medewerker toch enige handvatten kan bieden waardoor de zorgverlening in dergelijke omstandigheden op een zorgvuldige wijze kan worden uitgevoerd dan wel aangepast.”
9.3. Voorts stelt [werkneemster] dat het enkele overhandigen van een instructie bij indiensttreding niet kan gelden als afdoende voorlichting met betrekking tot eventuele risico’s en dat een dergelijke belangrijke instructie persoonlijk, zonder overige stukken, overhandigd dient te worden.
9.4. [werkneemster] stelt dat Maatzorg haar er nooit op heeft gewezen dat zij een ongevallenverzekering kon afsluiten.
9.5. [werkneemster] stelt dat de door Maatzorg aangeboden verzekeringen bij Centraal Beheer een totaalpakket vormen met daarin een autoverzekering, een huurdersverzekering, een gezinsongevallenverzekering, een overlijdens-risico-verzekering en een hypotheek. [werkneemster] stelt dat dit misschien een goede secundaire arbeidsvoorwaarde vormt, maar geen adequaat aangeboden verze-kering teneinde de gedurende de werkzaamheden bestaande bijzondere risico’s te dekken.
10. Volgens [werkneemster] is Maatzorg jegens haar aansprakelijk, primair op grond van artikel 7: 658 BW, subsidiair – indien wordt geoordeeld dat Maatzorg aan haar zorgverplichtingen ex artikel 7: 658 BW heeft voldaan of artikel 7: 658 BW op de onderhavige zaak niet van toepassing zou zijn – op grond van artikel 7: 611 BW.
11. Ter zitting van het hof heeft Maatzorg nog aangevoerd dat artikel 7: 658 BW een lex specialis is van artikel 7: 611 BW. Wanneer in een door artikel 7: 658 BW beheerste situatie de toetsing aan die bepaling gunstig voor de werkgever uitvalt (hij heeft zijn zorgverplichtingen in acht genomen); kan hij niet desondanks op grond van artikel 7: 611 BW aansprakelijk worden gehouden, zoals de rechtbank ten onrechte heeft gedaan, aldus Maatzorg.
12. Het hof overweegt als volgt. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof is van oordeel dat de onderhavige situatie, waar sprake is van fietsen op de openbare weg van het huis van de ene hulpbehoevende naar het huis van de andere hulpbehoevende niet wordt beheerst door artikel 7: 658 BW. Hoewel dit fietsen plaatsvond in de uitoefening van de werkzaamheden uit de arbeidsovereenkomst, viel dit niet binnen het gezagsgebied van Maatzorg. Dit brengt mee dat in hoger beroep de vraag dient te worden beantwoord of Maatzorg aansprakelijk is op grond van artikel 7:611 BW.
13. Het hof is van oordeel dat het fietsen op de openbare weg in het kader van de functie van [werkneemster] in vergelijking met het fietsen op de openbare weg in het algemeen, geen bijzondere risico met zich mee bracht waarvoor Maatzorg had moeten waarschuwen. Tevens speelt de bijzondere kwetsbaarheid van een fietser in het verkeer zoals deze van belang was in diverse andere rechterlijke uitspraken, in de onderhavige casus geen rol, omdat het in die gevallen ging om de kwetsbaarheid in relatie tot een ongeval waarbij een motorvoertuig betrokken was en het hier gaat om het vallen van de fiets door [werkneemster] zelf.
14. Het hof overweegt verder echter als volgt.
14.1. Tussen partijen staat vast dat [werkneemster] op 6 januari 2003 is gevallen als gevolg van gladheid op de openbare weg. Daarbij staat tevens vast dat geen sprake was van extreem slechte weersomstandigheden. De door Maatzorg gehanteerde handreiking “Zorgverlening tijdens extreem slechte weersomstandigheden”, was derhalve niet van toepassing zodat in het midden kan blijven wat de strekking van die handreiking is. Voorts is niet gesteld of gebleken dat er voor de weersomstandigheden zoals die op 6 januari 2003 aanwezig waren, een (andere) instructie van Maatzorg van toepassing was.
14.2. Voorts is reeds in 2.3. overwogen dat [werkneemster] zich in het kader van haar werkzaamheden van huis naar huis diende te verplaatsen, hetgeen zij deed per fiets. De tijd die daarvoor benodigd was, werd beschouwd als werktijd en werd door Maatzorg uitbetaald. Een (wezenlijk) deel van de werktijd was [werkneemster] derhalve onderweg in het verkeer. Dit maakte onderdeel uit van de verplichtingen die voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst en dit gebeurde in het kader van de voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden. Naar het oordeel van het hof brengt het voorgaande met zich mee dat Maatzorg als goed werkgeefster een adequate voorziening had moeten treffen voor ongevallen van haar werknemers in het verkeer of de werknemers uitdrukkelijk had moeten waarschuwen dat er geen voorziening getroffen was en de werknemers geacht werden zelf een dergelijke voorziening te treffen. Het door Maatzorg aanbieden van een algemeen verzeke-rings-pakket kan niet worden aangemerkt als een uitdrukkelijke waarschuwing. Nu Maatzorg dit alles heeft nagelaten, is zij aansprakelijk voor de schade die door het ontbreken van een adequate voorziening is veroorzaakt. De grieven falen.
15. Het hof passeert het bewijsaanbod van Maatzorg als te vaag en niet ter zake dienend.
16. Nu de grieven falen, zal het hof het vonnis van de rechtbank met verbetering van gronden bekrachtigen. Als de in het ongelijk te stellen partij wordt Maatzorg veroordeeld in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [werkneemster].
De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 16 juni 2005 door de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, gewezen tussen partijen;
- veroordeelt Maatzorg in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [werkneemster] tot op heden bepaald op € 244,-- aan verschotten en op € 2.682,-- aan salaris voor de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In 't Velt-Meijer, T.L. Tan en K. Aantjes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2007 in aanwezigheid van de griffier.