Hof Arnhem, 25-11-2008, nr. 200.001.758
ECLI:NL:GHARN:2008:BG9077
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
25-11-2008
- Zaaknummer
200.001.758
- LJN
BG9077
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BG9077, Uitspraak, Hof Arnhem, 25‑11‑2008; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑11‑2008
Inhoudsindicatie
[Geïntimeerde] heeft haar werkzaamheden uitgevoerd, hoewel niet alle op de verstrekte tekeningen aangeduide kabels waren gelokaliseerd. Naar het oordeel van het hof heeft zij daarmee niet aan haar in rechtsoverweging 4.3 bedoelde onderzoeksplicht voldaan. [Geïntimeerde] had immers haar werkzaamheden niet mogen aanvangen nu zij aan de hand van de tekeningen ermee bekend was dat op de locatie waar zij haar grondwerkzaamheden zou uitvoeren zich nog zeker één niet-gelokaliseerde kabel in de grond moest bevinden. Hierin had zij aanleiding moeten vinden om hierover contact op te nemen met Nuon. Dit geldt te meer nu Nuon onbetwist heeft gesteld dat in de begeleidende brief bij de verstrekte tekeningen is aangegeven dat [geïntimeerde] contact kon opnemen met een gespecialiseerd medewerker van Nuon, met vermelding van diens telefoonnummer, die omgaand en gratis de kabel zou hebben opgespoord (memorie van grieven, onder 6, slot). De omstandigheid dat de kabel zich in werkelijkheid op een afstand van 1,5 meter bevond van de op de verstrekte tekening aangegeven plaats (conclusie van antwoord, p. 2, derde alinea), kan aan deze verplichting van [geïntimeerde] niet afdoen. [Geïntimeerde] dient als gespecialiseerd aannemer rekening te houden met mogelijke afstandsverschillen van enkele meters tussen de tekening en de werkelijkheid, te meer omdat de feitelijke ligging van kabels in de loop van de tijd door diverse oorzaken kan wijzigen.
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.001.758
arrest van de derde civiele kamer van 25 november 2008
inzake
de naamloze vennootschap
N.V. Nuon Netwerk Services,
gevestigd te Arnhem,
appellante,
advocaat: mr. F.J. Boom,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.Ph. Elzas.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 23 mei 2007 en 31 oktober 2007 die de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel, tussen appellante (hierna ook te noemen: Nuon) als eiseres en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde heeft gewezen. Van het vonnis van 31 oktober 2007 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Nuon heeft bij exploot van 31 januari 2008 [geïntimeerde] aangezegd van het vonnis van 31 oktober 2007 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Voornoemd exploot bevat tevens de memorie van grieven, waarin Nuon twee grieven tegen het bestreden vonnis heeft aangevoerd en toegelicht, bewijs heeft aangeboden en een productie in het geding heeft gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van Nuon alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, Nuon niet-ontvankelijk zal verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep, dan wel het bestreden vonnis, zonodig met verbetering en/of aanvulling van gronden, zal bevestigen, met veroordeling van Nuon in de kosten van het hoger beroep.
2.4 Nuon heeft bij akte tien producties in het geding gebracht en zich daarover uitgelaten. [Geïntimeerde] heeft bij antwoordakte met productie daarop gereageerd.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3. De vaststaande feiten
3.1 Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties, de navolgende feiten vast.
3.2 [Geïntimeerde] is gespecialiseerd in het leggen van (buizen voor) kabels en leidingen. [Geïntimeerde] heeft als onderaannemer in opdracht van aannemersbedrijf [X] B.V. te [plaats] (hierna te noemen: [het aannemersbedrijf]) op 20 september 2004 grondwerkzaamheden uitgevoerd op een locatie in de nabijheid van de [weg], te [plaats], gemeente [plaats]. Deze door [het aannemersbedrijf] aan [geïntimeerde] opgedragen werkzaamheden bestonden uit het uitvoeren van een zogeheten raketboring ten behoeve van het persen van een stalen mantelbuis onder de [weg] door.
3.3 Voorafgaand aan de uitvoering van deze werkzaamheden heeft [het aannemersbedrijf] daarvan melding gemaakt bij het Kabels en Leidingen Informatie centrum (hierna te noemen: KLIC). Hierop heeft [het aannemersbedrijf] tekeningen ontvangen, waaronder één van Nuon waarop een drietal aan Nuon toebehorende elektriciteitskabels (1 keer middenspanning (MS) en twee keer laagspanning (LS)) stond aangegeven in de nabijheid van de locatie waar de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. [Het aannemersbedrijf] heeft ten behoeve van het lokaliseren van de kabels proefsleuven gegraven en een aantal kabels en leidingen gelokaliseerd.
3.4 Bij de daarop volgende door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden is schade ontstaan aan een aan Nuon toebehorende middenspanningskabel (MS) onder het asfalt van de [weg].
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Met voornoemde feitenvaststelling tekent het geschil zich af. Nuon stelt dat [geïntimeerde] bij de uitvoering van haar werkzaamheden onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij voorafgaand aan de uitvoering van haar werkzaamheden niet aan de op haar rustende onderzoeksplicht heeft voldaan. Nuon vordert veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een schadevergoeding van € 3.366,-- in verband met het beschadigen van de kabel, vermeerderd met wettelijke rente van € 337,79 en buitengerechtelijke kosten van € 450,--, tezamen € 4.153,79, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding en met de proceskosten.
4.2 In het bestreden vonnis, rov. 3.1, heeft de kantonrechter geoordeeld dat onder de omstandigheden van dit geval [geïntimeerde] mocht vertrouwen op het door haar opdrachtgever [het aannemersbedrijf] verrichte onderzoek en op de juistheid en volledigheid van de door [het aannemersbedrijf] aan [geïntimeerde] verstrekte gegevens, zodat op [geïntimeerde] geen plicht rustte om het een en ander nog nader te onderzoeken. De kantonrechter heeft de vorderingen van Nuon afgewezen, met veroordeling van Nuon in de proceskosten.
4.3 Bij de beoordeling van de grieven neemt het hof tot uitgangspunt dat [geïntimeerde], als feitelijk uitvoerder van de haar door [het aannemersbedrijf] opgedragen werkzaamheden, in beginsel zelf bedacht diende te zijn op de mogelijke aanwezigheid van leidingen in de grond. Op [geïntimeerde] rustte dan ook een zelfstandige onderzoeksplicht naar de situatie ter plaatse om te voorkomen dat de uitvoering van haar werkzaamheden zou leiden tot schade aan in de grond aanwezige kabels en leidingen (vgl. HR 4 oktober 1996, NJ1997, 64 en HR 2 oktober 1998, NJ 1998, 831).
4.4 Anders dan Nuon (memorie van grieven, onder 13), acht het hof de enkele omstandigheid dat [geïntimeerde] niet al het vereiste onderzoek zélf heeft verricht onvoldoende om reeds daarom schending door [geïntimeerde] van de op haar rustende onderzoeksplicht aan te nemen. Er bestaat geen grond om [geïntimeerde] aansprakelijk te houden indien komt vast te staan dat een derde (opdrachtgever [het aannemersbedrijf]) wél aan die onderzoeksplicht heeft voldaan. In zoverre dient grief I dan ook te falen.
4.5 Vaststaat dat [het aannemersbedrijf] – voorafgaand aan de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden door [geïntimeerde] – reeds een KLIC-melding had gedaan, tekeningen van de situatie ter plaatse had ontvangen, waaronder die van Nuon, en voorwerk had verricht zoals het graven van proefsleuven om kabels en leidingen te lokaliseren (conclusie van antwoord, p. 2, tweede en laatste alinea, memorie van grieven, onder 5-6, memorie van antwoord, onder 5 en akte van Nuon van 29 april 2008, onder 3-5).
Nuon heeft in hoger beroep betoogd dat de schending van de onderzoeksplicht door [geïntimeerde] en/of [het aannemersbedrijf] erin is gelegen dat zij voorafgaand aan de uitvoering van haar werkzaamheden niet hebben voldaan aan de verplichting om alle op de tekeningen aangeduide kabels te lokaliseren (memorie van grieven, onder 6). Nuon heeft voornoemde stelling nader onderbouwd bij akte van 29 april 2008 en de daarbij overgelegde producties. Nuon stelt dat uit de bij akte overgelegde foto’s blijkt dat [geïntimeerde] een gele gasbuis, een grijze waterleiding en één dunne elektriciteitskabel (laagspanning; LS) in de sleuf heeft aangetroffen, terwijl zij volgens de verstrekte tekening drie elektriciteitskabels (2 keer laagspanning (LS) en 1 keer middenspanning (MS)) had moeten aantreffen.
4.6 [Geïntimeerde] heeft deze stellingen betwist en aangevoerd dat [het aannemersbedrijf] alle op de tekeningen aangegeven kabels had getraceerd na het graven van de proefsleuven (memorie van antwoord, onder 5 en conclusie van antwoord, p. 2). [Geïntimeerde] verwijst verder naar een e-mail van [een medewerker van het aannemersbedrijf] van 7 mei 2008 (productie 2 bij antwoordakte). Hierin is te lezen dat de door Nuon als waterleiding aangeduide buis volgens [een medewerker van het aannemersbedrijf] een middenspanningskabel (MS) is en dat de gele buis een gasbuis is. [Geïntimeerde] heeft dit standpunt van [het aannemersbedrijf] tot het hare gemaakt.
4.7 Het hof overweegt dat uit de door Nuon bij akte van 29 april 2008 overgelegde foto’s het volgende blijkt. Tussen partijen is niet in geschil dat foto 2 – die kennelijk een vergroting is van foto 1 en 1A – datgene toont wat door [het aannemersbedrijf] is gelokaliseerd en door [geïntimeerde] voorafgaand aan de uitvoering van de proefboring is aangetroffen.
Aan de bovenzijde van de foto – zo is niet in geschil tussen partijen – is een dunne laagspanningskabel (LS) te zien. Verder staat op deze foto een dikke gele buis afgebeeld, waarvan tussen partijen evenmin in geschil is dat het een gasbuis betreft (zie de e-mail van [een medewerker van het aannemersbedrijf] van 7 mei 2008).
Tegen deze gasbuis bevindt zich aan de voorzijde een grijze buis of kabel, met daaromheen een groen lint. Tussen deze gele buis en de grijze buis of kabel bevindt zich aan de bovenzijde enige aarde.
4.8 Daarvan uitgaande moet worden geoordeeld dat het verweer van [geïntimeerde] innerlijk tegenstrijdig is. Enerzijds betoogt zij dat zij voorafgaand aan de uitvoering van haar werkzaamheden alle op de tekening aangeduide kabels (1 keer middenspanning (MS) en 2 keer laagspanning (LS)) had gelokaliseerd.
Anderzijds stelt zij zich ten aanzien van de overgelegde foto’s op het standpunt dat de gele buis een gasbuis is met daarvoor langs een grijze middenspanningskabel (MS). Ervan uitgaande dat op de foto’s aan de bovenzijde een laagspanningskabel (LS) te zien is, geldt dat aldus in ieder geval één laagspanningskabel door [geïntimeerde] niet is gelokaliseerd.
[ Geïntimeerde] heeft hiervoor geen verklaring gegeven. In dit licht bezien heeft [geïntimeerde] haar verweer ten aanzien van de voorafgaand aan de werkzaamheden aangetroffen situatie onvoldoende gemotiveerd, zodat het hof als vaststaand aanneemt dat [geïntimeerde] in ieder geval één laagspanningskabel (LS) niet heeft gelokaliseerd.
4.9 [Geïntimeerde] heeft haar werkzaamheden uitgevoerd, hoewel niet alle op de verstrekte tekeningen aangeduide kabels waren gelokaliseerd. Naar het oordeel van het hof heeft zij daarmee niet aan haar in rechtsoverweging 4.3 bedoelde onderzoeksplicht voldaan. [Geïntimeerde] had immers haar werkzaamheden niet mogen aanvangen nu zij aan de hand van de tekeningen ermee bekend was dat op de locatie waar zij haar grondwerkzaamheden zou uitvoeren zich nog zeker één niet-gelokaliseerde kabel in de grond moest bevinden. Hierin had zij aanleiding moeten vinden om hierover contact op te nemen met Nuon. Dit geldt te meer nu Nuon onbetwist heeft gesteld dat in de begeleidende brief bij de verstrekte tekeningen is aangegeven dat [geïntimeerde] contact kon opnemen met een gespecialiseerd medewerker van Nuon, met vermelding van diens telefoonnummer, die omgaand en gratis de kabel zou hebben opgespoord (memorie van grieven, onder 6, slot). De omstandigheid dat de kabel zich in werkelijkheid op een afstand van 1,5 meter bevond van de op de verstrekte tekening aangegeven plaats (conclusie van antwoord, p. 2, derde alinea), kan aan deze verplichting van [geïntimeerde] niet afdoen. [Geïntimeerde] dient als gespecialiseerd aannemer rekening te houden met mogelijke afstandsverschillen van enkele meters tussen de tekening en de werkelijkheid, te meer omdat de feitelijke ligging van kabels in de loop van de tijd door diverse oorzaken kan wijzigen.
Slotsom
4.10 Dit brengt mee dat de grieven slagen en het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Aangezien [geïntimeerde] voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de omvang van de gevorderde schadevergoeding, zal het hof, opnieuw recht doende, de vordering van Nuon toewijzen. [Geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel, van 31 oktober 2007 en doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Nuon van een bedrag van € 4.153,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2007 over € 3.366,-- tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van voor wat betreft de eerste aanleg begroot op € 470,85 voor verschotten en salaris overeenkomstig het liquidatietarief en voor wat betreft het hoger beroep begroot op € 948,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 325,80 voor verschotten;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, R.J.J. van Acht en C.J. Laurentius-Kooter, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2008.