NJ 1998, 831
Beschadiging leidingen door graafwerk; onderzoeksplicht aannemer
HR 02-10-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2723
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 oktober 1998
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
16676
C97/155
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
ZC2723
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2723, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑10‑1998
- Wetingang
BW art. 6:98; BW art. 6:162; BW art. 1401 (oud); Rv (oud) art. 177
Essentie
Beschadiging leidingen door graafwerk; onderzoeksplicht aannemer.
Niet blijk van onjuiste rechtsopvatting geeft 's hofs oordeel dat aannemer die bedacht had moeten zijn op aanwezigheid leidingen, niet in de nakoming van zijn onderzoeksplicht is tekortgeschoten. Ervan uitgaande dat ‘condicio sine qua non’ verband tussen doorsnijding gasleiding en onderbreking gastoevoer vaststond, heeft hof terecht aannemer belast met bewijs dat gestelde schade in zo ver verwijderd verband staat dat causale verband daardoor is verbroken.
Samenvatting
Aannemer heeft bij graafwerkzaamheden, nadat eerder schade was ontstaan aan een laagspanningskabel en aan een waterleiding, een gasleiding van het Energie- en Waterbedrijf doorgesneden die niet op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.