Hof Amsterdam, 09-12-2008, nr. 106.007.274/01 KG
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6787
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
09-12-2008
- Magistraten
Mrs. M. Coeterier, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, J.H. Huijzer
- Zaaknummer
106.007.274/01 KG
- LJN
BG6787
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6787, Uitspraak, Hof Amsterdam, 09‑12‑2008
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBALK:2007:BA1316
Uitspraak 09‑12‑2008
Mrs. M. Coeterier, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, J.H. Huijzer
Partij(en)
ARREST
in de zaak van:
APPELLANT, wonende te A.,
vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Uiterwaal, advocaat te Amsterdam,
tegen
HET KONINKRIJK SPANJE, MINISTERIE VAN JUSTITIE,
zetelend te Madrid, Spanje,
GEÏNTIMEERDE,
niet verschenen.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna Appellant en Spanje genoemd.
Bij dagvaarding van 16 april 2007 is Appellant in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank te Alkmaar in het kort geding tussen partijen (Appellant als eiser en Spanje als gedaagde) onder zaak-/rolnummer 91692/KG ZA 06-410 heeft gewezen en dat is uitgesproken op 22 maart 2007.
Tegen Spanje is verstek verleend.
Appellant heeft bij memorie drie grieven voorgesteld en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog de vordering zoals in de appeldagvaarding is verwoord zal toewijzen, met veroordeling van Spanje in de kosten van het geding in beide instanties.
Ten slotte heeft Appellant recht gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
2. Grieven
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
3. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het in deze zaak op 30 januari 2007 gewezen tussenvonnis onder rechtsoverweging 2, 2.1 tot en met 2.5 en in het bestreden vonnis van 22 maart 2007 onder rechtsoverweging 2, 2.1 tot en met 2.14 een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Deze zijn niet in geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Beoordeling
4.1
Appellant staat sinds 1996 geregistreerd in het Schengen Informatie Systeem (hierna ook: SIS). Deze signalering, gebaseerd op artikel 95 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (hierna ook: SUO), is aangebracht door Spanje en dient tot aanhouding ter fine van overlevering op grond van verdenking van door Appellant in Spanje in 1993 gepleegde strafbare feiten.
Bij beschikking van 29 juni 2006 van de rechtbank Alkmaar is voor recht verklaard dat het handhaven van de SIS-signalering van Appellant door Spanje onrechtmatig is en is gelast dat deze signalering door Spanje zal worden verwijderd. Spanje heeft aan deze beschikking niet voldaan.
Bij beschikking van dit hof van 19 juli 2007 is het beroep van Appellant wegens de hem betreffende signalering gegrond verklaard en is bepaald dat Spanje de signalering betreffende Appellant in het SIS moet verwijderen. Deze beslissing is thans onherroepelijk. Spanje is niet tot verwijdering van de signalering overgegaan.
4.2
Appellant heeft in eerste aanleg — samengevat — gevorderd dat de voorzieningenrechter Spanje veroordeelt tot het verwijderen van de signalering van Appellant uit het SIS en derhalve tot uitvoering van de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 29 juni 2006 binnen één week na betekening van het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, alsmede tot betaling aan hem van een bedrag van € 10.708,-- ter zake van een voorschot op schadevergoeding en kosten, met veroordeling van Spanje in de kosten van het geding.
De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen.
4.3
In hoger beroep heeft Appellant zijn vordering gewijzigd en — verkort weergegeven — gevorderd dat het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigt en Spanje veroordeelt tot het (doen) verwijderen van de signalering van Appellant uit het SIS, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, met veroordeling van Spanje in de kosten van het geding in beide instanties.
4.4
Spanje heeft zich in eerste aanleg beroepen op haar immuniteit van jurisdictie. Nu signalering ter overlevering, waar het in deze zaak om gaat, een zuivere overheidstaak is, komt haar in beginsel immuniteit toe. Uit de formulering van artikel 111 SUO valt op te maken dat Spanje door toetreding tot het verdrag afstand heeft gedaan van die immuniteit voor zover het betreft een beroep op de voet van dat artikel. Artikel 111 SUO dient echter restrictief te worden uitgelegd, gelet op het bijzondere karakter van afstand van immuniteit. Het bepaalde in dat artikel strekt niet zo ver dat daar ook onder zou vallen afstand van immuniteit in het geval van een vordering als de onderhavige die er toe strekt Spanje door het opleggen van een dwangsom te dwingen om uitvoering te geven aan hetgeen in de beschikking van 19 juli 2007 is bepaald dan wel tot het verkrijgen van een met dwangsom versterkt bevel op basis van een door Spanje bij het uitvoeren van de betrokken overheidstaak gepleegde onrechtmatige daad.
4.5
Dit brengt mee dat de Nederlandse rechter in dit geval geen rechtsmacht toekomt, zodat het tegen Spanje verleende verstek alsnog moet worden vernietigd en het hof moet beslissen als hierna te doen. Voor een kostenveroordeling is dan geen plaats.
5. Beslissing
Het hof:
weigert alsnog verstek te verlenen tegen Spanje.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Coeterier, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.H. Huijzer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 december 2008.