Hof Amsterdam, 11-06-2007, nr. 1639/06
ECLI:NL:GHAMS:2007:BE9349
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
11-06-2007
- Magistraten
Mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, C.G. Kleene-Eijk, C.P. Boodt
- Zaaknummer
1639/06
- LJN
BE9349
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2007:BE9349, Uitspraak, Hof Amsterdam, 11‑06‑2007
Uitspraak 11‑06‑2007
Mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, C.G. Kleene-Eijk, C.P. Boodt
Partij(en)
BESCHIKKING van 11 juni 2007 in de zaak met rekestnummer 1639/06 van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
procureur: mr. R.H. Bos.
l. Het geding in hoger beroep
1.1
Appellante wordt hierna [appellante] genoemd.
1.2
[appellante] is op 27 oktober 2006 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 28 juli 2006 van de rechtbank te Amsterdam, sector Kanton, locatie Hilversum, met kenmerk 783367 / EB 06-660.
1.3
Op 7 maart 2007 is bij de griffie van dit hof binnengekomen een brief van de belanghebbende mevrouw [belanghebbende 1] waarin zij ingaat op de inhoud van het verzoekschrift in hoger beroep.
1.4
Op 19 maart 2007 is bij de griffie van dit hof binnengekomen de schriftelijke conclusie van de advocaat-generaal.
1.5
Op 31 mei 2007 is bij de griffie van dit hof binnengekomen een brief van de belanghebbende mevrouw [belanghebbende 2], inhoudende dat zij geen bemoeienissen heeft met de zaak en niet bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig zal zijn.
1.6
Op 4 juni 2007 is door tussenkomst van procureur mr. R. Elsenaar bij de griffie van dit hof binnengekomen een faxbericht van mr. C.L.M. Smeets te Rotterdam, de advocaat van de belanghebbende mevrouw [belanghebbende 1], inhoudende dat het echtpaar [belanghebbende 1] zonder juridische vertegenwoordiging bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig zal zijn.
1.7
Op 6 juni 2007 is bij de griffie van dit hof binnengekomen een brief van de belanghebbende mevrouw [belanghebbende 3], inhoudende dat zij niet bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig zal zijn.
1.8
Op 8 juni 2007 is bij de griffie van dit hof binnengekomen een faxbericht van de belanghebbende mevrouw [belanghebbende 1], inhoudende dat zij wegens ziekte in tegenstelling tot eerder bericht niet bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig zal zijn.
1.9
Op 11 juni 2007 is bij de griffie van dit hof binnengekomen een faxbericht van mr. C.E. Tonningen, inhoudende dat zij door mevrouw [belanghebbende 4] is verzocht haar belangen te behartigen in deze procedure. Indien het hoger beroep betrekking heeft op het vermogen of goederen van mevrouw [belanghebbende 4] of één van de andere belanghebbenden meent daarin een vordering te kunnen betrekken, wenst mevrouw [belanghebbende 4] alsnog in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord. Indien het hoger beroep zich uitsluitend richt tegen de aanstelling van de bewindvoerder althans het ontslag, wordt verwezen naar hetgeen door mevrouw [belanghebbende 4] hieromtrent in eerste aanleg en in haar eigen hoger beroep onder rekestnummer 06/1633 naar voren is gebracht.
1.10
Voor het overige zijn voor de behandeling ter terechtzitting nadere stukken van [appellante] ontvangen.
1.9
De zaak is op 11 juni 2007 ter terechtzitting behandeld. Daarbij is slechts de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde gekomen.
1.10
Ter terechtzitting zijn verschenen [appellante], haar procureur alsmede de voormalige bewindvoerder de heer [naam bewindvoerder] en namens de huidige bewindvoerder mevrouw M.L.F. Foppe.
2. De feiten
2.1
Mevrouw [belanghebbende 4] is gehuwd geweest met de heer [naam overledene], tot dat door zijn overlijden op 30 mei 1998 het huwelijk is ontbonden. Uit hun huwelijk zijn zes kinderen geboren waaronder [appellante].
2.2
Bij beschikking van 9 januari 2004 is bewind gesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan mevrouw [belanghebbende 4] (hierna: de onder bewindgestelde) en is de heer [naam bewindvoerder] als bewindvoerder benoemd.
2.3
De onder bewindgestelde is in een juridisch geschil betrokken over de omvang van de nalatenschap van de heer [naam overledene].
2.4
In de schriftelijke conclusie van 19 maart 2007 is door de advocaat-generaal — kort gezegd — geconcludeerd dat [appellante] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep, nu het door haar verzochte niet rechtens is en meer in het bijzonder artikel 1:448 lid 1 aanhef en onder e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet de mogelijkheid biedt de bewindvoerder oneervol ontslag te verlenen. Subsidiair is geconcludeerd dat [appellante] geen belang heeft bij het door haar ingestelde hoger beroep zodat zij ook om die reden niet-ontvankelijk in haar hoger beroep dient te worden verklaard.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1
Bij de bestreden beschikking is — voor zover thans van belang — op verzoek van de onder bewindgestelde de heer [naam bewindvoerder] met ingang van de datum van de beschikking ontslagen als bewindvoerder van de onder bewindgestelde en is in zijn plaats benoemd de besloten vennootschap Bonnerman & Partners B.V. te Bussum.
3.2
[appellante] verzoekt, met vernietiging van de beschikking waarvan beroep, de heer [naam bewindvoerder] wegens gewichtige redenen ontslag te verlenen. Voorts verzoekt zij te bepalen dat:
- —
de heer [naam bewindvoerder] alsnog rekening en verantwoording aflegt over alle goederen die de onder bewindgestelde toebehoren, waaronder het vermogen bij de bank Credit Suisse te Zürich, en tevens opgaaf doet van de persoon of instelling die namens de bewindvoerder het beheer voert over voormeld buitenlands vermogen, en wel op de wijze zoals vermeld in het hoger beroepschrift;
- —
de heer [naam bewindvoerder] de op 26 mei 2004 aan hem verstrekte volmacht voor Credit Suisse over legt met opgaaf van de daarmee verrichte handelingen;
- —
de heer [naam bewindvoerder] opgaaf doet in de boedelbeschrijving van alle door de onder bewindgestelde van erflater ontvangen schenkingen;
- —
de bank Credit Suisse te Zürich hetzij door de kantonrechter, hetzij door de nieuwe bewindvoerder wordt geïnformeerd over het ontslag van de heer [naam bewindvoerder] en de intrekking van de volmacht aan hem, dan wel dat wordt voldaan aan hetgeen onder ‘samenvatting’ in het hoger beroepschrift is vermeld, met opgaaf van de intrekking van de door de onder bewindgestelde verstrekte volmachten aan de echtparen [belanghebbende 1] en [belanghebbende 3] ten behoeve van de financiële instellingen in binnen- en buitenland, welke opgaaf de bewindvoerder dient over te leggen bij rekening en verantwoording.
4. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.1
In de bestreden beschikking is, zowel op verzoek van de onderbewindgestelde als op verzoek van de bewindvoerder, ontslag verleend aan [naam bewindvoerder] als bewindvoerder. Het hoger beroep van [appellante] richt zich niet tegen dit ontslag als zodanig, zij wenst in hoger beroep dat het hof bij het ontslag van de bewindvoerder melding maakt van de gewichtige redenen voor het ontslag. Voorts verzoekt zij het hof aan het ontslag voorwaarden te verbinden over de wijze waarop door de heer [naam bewindvoerder] rekening en verantwoording over het door hem gevoerde bewind dient te worden afgelegd. Krachtens het bepaalde in artikel 1:445 BW legt de bewindvoerder aan het einde van zijn taak aan de rechthebbende en aan zijn opvolger rekening en verantwoording af ten overstaan van de kantonrechter. Op de bewindvoerder rust geen wettelijke plicht aan anderen dan de hiervoor genoemde personen rekening en verantwoording af te leggen. Aan het door [appellante] verzochte ontbreekt dan ook een wettelijke basis. Om die reden zal [appellante] niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
4.2
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. De beslissing
Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, C.G. Kleene-Eijk en C.P. Boodt in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Harten als griffier.