HR, 26-06-2018, nr. 17/04696
ECLI:NL:HR:2018:986
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-06-2018
- Zaaknummer
17/04696
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:986, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2018; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2017:5445, Niet ontvankelijk
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Doodslag op toentertijd 76-jarige kaasboer in Utrecht, die verdachte en diens vriendin onderdak bood, door deze in zijn woning met hard voorwerp tegen zijn hoofd te slaan ten gevolge waarvan hij is overleden. HR: art. 80a RO, zonder schriftelijk standpunt AG.
Partij(en)
26 juni 2018
Strafkamer
nr. S 17/04696
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 3 juli 2017, nummer 21/006225-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben F.A. ten Berge en P. van der Geest, beiden advocaat te Utrecht, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2018.